Uitleg Presente Perfecto Bron D HS 6

¡Hola a todos!
1 / 44
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

¡Hola a todos!

Slide 1 - Slide

Programma en lesdoelen
1. HW
2. Uitleg Presente Perfecto
3. Oefenen 

Slide 2 - Slide

El presente perfecto (Bron D) p. 53
(Voltooid tegenwoordige tijd)

  • Om te vertellen over wat je in het (recente) verleden gedaan hebt.
  • In het Nederlands: Ik ben geweest, ik heb gedaan, etc.

Slide 3 - Slide

voltooid deelwoord:  (uitgangen)

bij ww op -ar: -ado    cantado 

- bij  ww op -er: -ido    comido  

bij  ww op -ir: -ido      vivido

Let op:

Het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord staan altijd bij elkaar.

Wat heb je nodig?Hulp-ww

haber


he - ik heb

has - jij hebt

ha - hij heeft


hemos -  wij hebben

habéis - jullie hebben

han - zij hebben

Slide 4 - Slide

Woordvolgorde
  • De werkwoorden staan meteen achter elkaar: 
  • He comido unos bocadillo.
  • Ik heb een broodje gegeten.
  • We zijn naar de winkel geweest.
  • Hemos ido a la tienda.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Presente perfecto

Slide 7 - Slide

Dus de voltooid tegenwoordige tijd gaat als volgt:
hulpwerkwoord HABER + voltooid deelwoord.   V.b: ww: hablar + -ADO
                   
                    he     hablado        =       ik heb gesproken
                    has   hablado        =        jij hebt gesproken
                    ha     hablado        =        hij /zij/ u heeft gesproken
                    hemos hablado    =      wij hebben gesproken
                    habéis hablado    =      jullie hebben gesproken
                    han   hablado        =      zij hebben gesproken

Slide 8 - Slide


*Voor e2a:

onregelmatige

decir (zeggen)

ver (zien)

escribir (schrijven)

hacer (doen/maken)





participios (voltooid dw)

dicho

visto

escrito

hecho



Slide 9 - Slide

Repaso: Presente Perfecto

Slide 10 - Slide

he
hemos
ha
habéis
has
han
Yo
Nosotros
Ella
Vosotros
Ellos

Slide 11 - Drag question

De "presente perfecto" heet in het Nederlands de...
A
onvoltooid verleden tijd (o.v.t.)
B
voltooid verleden tijd (v.v.t.)
C
voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
D
tegenwoordige tijd (t.t.)

Slide 12 - Quiz

Hoe maak je de 'Presente perfecto'?
A
een vorm van 'haber' + ww + ado/edo
B
een vorm van 'ir' + a + hele ww
C
een vorm van 'haber + stam ww + ado/ido
D
een vorm van 'tener' + a + hele ww

Slide 13 - Quiz

schrijf het voltooid deelwoord op van:
visitar
timer
0:30

Slide 14 - Open question

schrijf het voltooid deelwoord op van:
*ver
timer
0:30

Slide 15 - Open question

schrijf het voltooid deelwoord op van:
llover
timer
0:30

Slide 16 - Open question

schrijf het voltooid deelwoord op van:
beber
timer
0:30

Slide 17 - Open question

Wij hebben een boek geschreven (escribir).
timer
1:00

Slide 18 - Open question

Juan heeft churros gekocht (comprar).
timer
1:00

Slide 19 - Open question

Geef antwoord op de vraag:
¿Qué clases has tenido hoy?
timer
1:00

Slide 20 - Open question

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Presente perfecto.
Esta semana (viajar, yo) a Barcelona.
A
ha viajado
B
he viajido
C
he viajado
D
ha viajido

Slide 21 - Quiz

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Presente perfecto:
(tú, hacer) los deberes

A
has hacido
B
ha haciado
C
has hecho
D
has dicho

Slide 22 - Quiz

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Presente perfecto:
Nosotros (comprar) mucha ropa
A
he comprar
B
hemos comprado
C
he comprado
D
hemos comprar

Slide 23 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans:
Zij hebben gezwommen (nadar).
timer
0:30

Slide 24 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans:
Ik heb gegeten.
timer
0:30

Slide 25 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
decir
timer
0:20

Slide 26 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans:
Wij hebben gedanst. (bailar)
timer
0:30

Slide 27 - Open question

Welk antwoord past bij:
¿Qué has hecho esta mañana?
A
Vamos a visitar a mis amigos.
B
He comprado ropa.
C
No tengo muchas ganas
D
Lo hemos pasado bien.

Slide 28 - Quiz

Welk antwoord past bij:
¿Qué vas a hacer ahora?
A
He ido al supermercado.
B
No lo sé.
C
Quedamos a las tres
D
Lo he pasado bien.

Slide 29 - Quiz

Hoe vraag je in het Spaans:
Heb je zin om naar het strand te gaan?
A
¿Lo has pasado bien en la playa?
B
¿Vamos a la playa?
C
¿Quedamos en la playa?
D
¿Tienes ganas de ir a la playa?

Slide 30 - Quiz

Hacemos:


WB Blz. 85 oef. 12 y 13
Leren voca 6.1 WB p. 103
Leren hulp werkwoord haber.

Slide 31 - Slide

Hacer: 
Lista de vocabulario 6.1

Slide 32 - Slide

timer
1:00
Wat weet je nog? ¡Vocabulario de las vacaciones!

Slide 33 - Mind map

Vocabulario 6.1, 6.2, 6.3:  sleep de juiste combinaties naar elkaar toe
las montañas
la primavera
el móvil
el invierno
el verano
el otoño
el viento
la toalla

Slide 34 - Drag question

vul het goede participio van merecer is
in:
ha____________

Slide 35 - Open question

Geef de perfecto 3de pers enkv:
entrar

Slide 36 - Open question

geef de 1ste pers. enkv in de perfecto van salir

Slide 37 - Open question

geef de eerste pers enkv van de perfecto van bajar

Slide 38 - Open question

geef de 3de pers mv in de perfecto van venir

Slide 39 - Open question

1ste pers enkv in de presente van estar

Slide 40 - Open question

1ste pers.perfecto van poner

Slide 41 - Open question

geef 3de pers enkelv van marcar

Slide 42 - Open question

geef de 1ste pers.enkv in de perfecto van llegar

Slide 43 - Open question

9

Slide 44 - Video