Beschouwing les 1

Beschouwing les 1
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Beschouwing les 1

Slide 1 - Slide

Een beschouwing schrijven
- Je weet hoe een beschouwing opgesteld kan worden.
- Je schrijft een oefenbeschouwing over ontgroening bij studentenverenigingen.


Slide 2 - Slide

H2 Wat is een beschouwing
Objectieve tekst waarmee je lezers aan het denken wilt zetten. 
Je belicht als schrijver meerdere kanten van het onderwerp, zodat de lezer zelf zijn mening over het onderwerp kan vormen. 
Tekstdoel = opiniëren 

Het slot van een beschouwing kan een aanbeveling bevatten.

Slide 3 - Slide

Opdracht 1
Tekstdoel

Slide 4 - Slide

Opdracht 2
Welke van de vier teksten is een beschouwing?

Slide 5 - Slide

H3 De opbouw van je beschouwing
Pakkende titel
Inleiding (intro onderwerp en hoofdvraag)
Vier kernalinea's (verschillende kanten, zoals 2 voor- en nadelen, gebruik feiten en voorbeelden uit de bronnen)
Slot

Slide 6 - Slide

Hoofdvraag
1. Het is een open vraag;
2. Het is een vraag die je van twee (of meer) kanten kunt benaderen;
3. Het is een objectieve vraag (zonder mening);
4. Het is een vraag die nog niet beantwoord is;
5. Het is een specifieke vraag (maar niet te specifiek, want dan kun je misschien niet voldoende onderbouwing voor beide kanten vinden).

Slide 7 - Slide

Inleiding
Twee belangrijke functies
1. Het onderwerp introduceren.
2. De aandacht van de lezer trekken. 
Hoe trek je de aandacht: een insmijter: een eerste zin die de lezer onmiddellijk de tekst in trekt. Je kunt gebruik maken van retorische middelen en stijlfiguren.
3. Het belang en de relevantie van het onderwerp.
4. De hoofdvraag die je in je beschouwing gaat beantwoorden.

Slide 8 - Slide

Tekststructuur (blz. 22)
Voor- en nadelenstructuur
Probleem-oplossingsstructuur
Verklaringsstructuur

Slide 9 - Slide

Verder
- Maak gebruik van kernzinnen (=hoofdgedachte van een alinea)
- Zorg voor samenhang m.b.v. signaalwoorden en signaalzinnen.

Slide 10 - Slide

Slot
In het slot kom je niet met nieuwe feiten of nieuwe informatie!
1. Je slotalinea begin je met een concluderend signaalwoord.
2. De eerste zin van het slot is de conclusie en dus een herhaling van de hoofdvraag.
3. Je besluit het slot met (een combinatie) van de volgende elementen: een samenvatting in enkele zinnen, toekomstverwachting, aansporing of aanbeveling. 
4. De laatste zin van je beschouwing is de uitsmijter!

Slide 11 - Slide

Titel
Verzin deze pas als je de hele tekst hebt geschreven. 

Slide 12 - Slide

Planning: beschouwing
Woensdag 14 mei: Bespreken H2 en H3 Beschouwing. Verder met spelling en formuleren
Maandag 19 mei:  Uitleg oefenopdracht beschouwing en H4. Start werken aan oefenbeschouwing.
Woensdag 21 mei:   H5 Uitleg APA-richtlijnen en aandachtspunten voor het schrijven van een beschouwing. Werken aan oefenbeschouwing
Maandag 26 mei: Afmaken en inleveren oefenbeschouwing voor feedback (niet verplicht)
Woensdag 28 mei: Feedback oefenbeschouwing. Opdrachten spelling en formulering afmaken.
Maandag 2 juni: Toets beschouwing les 1.
Woensdag 4 juni: Toets Beschouwing les 2. (Laptop mee!)






Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken
- Maak eventueel opdrachten van H2 en H3 die je nog niet gemaakt hebt.
- Maak opdrachten van Spelling en formuleren.

Slide 14 - Slide