At the end of this week you can fill in standard forms.
At the end of this week you can write about past events, activities and personal experiences.
At the end of this week you can use all, every and each in sentences.
At the end of this week you can talk about crime using the vocab and expressions you have learned in this week's lesson.
Slide 2 - Slide
Today's Programme
Programme this week
Homework this week
Grammar recap
Slide 3 - Slide
Programme this week
Wednesday: Grammar recap
Thursday: Literature
Friday: Literature & Prep for the test
Slide 4 - Slide
Homework for this week
Do: Finish the literature paragraph, do the practice test and use the extra exercises you can find below
Study: Study for the test
timer
1:00
Slide 5 - Slide
Grammar Unit 5
Future tenses
Adjectives and adverbs
All, every, each
Slide 6 - Slide
Grammar: Future tenses
Slide 7 - Slide
Present Simple
Dingen die volgens schema gebeuren:
The train leaves in 10 minutes.
The store closes at 6 p.m.
Slide 8 - Slide
Present Continuous
Dingen die zijn gepland en vrijwel zeker gaan gebeuren.
We are going to South Africa next summer.
They are having a party this weekend.
Slide 9 - Slide
to be going to + hele werkwoord
Als het plan er al was voor het gesprek
I am going to take lots of photos.
to be going to + hele werkwoord
Voorspelling gebaseerd op een aanwijzing.
Look at those dark clouds, it is going to rain.
Slide 10 - Slide
Will / shall + hele ww
voorspelling gebaseerd op een mening
I (don't) think
I believe
I don't think our dog willbark at you.
Will / shall + hele ww.
spontaan aanbod, weigeringen, beloftes, voorstellen of verzoeken
I'll carry your bag for you.
Shall we open the door for you?
Will you bring me some fruit?
Slide 11 - Slide
Will/shall + hele werkwoord
Onzekerheid over de toekomst
I think
Probably
I will probably get seasick on the boattrip.
I think I will stay at home today.
Slide 12 - Slide
test-english.com
Slide 13 - Link
www.ego4u.com
Slide 14 - Link
english.lingolia.com
Slide 15 - Link
Adjectives and Adverbs
Slide 16 - Slide
Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.
That is an amazinggirl.
We all love that funnymovie.
I think he is a terriblesinger.
Slide 17 - Slide
Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een anderbijwoord, eenbijvoeglijk naamwoordof dehele zin.
Mary singswonderfully.
My grandparents talkincrediblyloudly.
I am eating an amazinglydelicious steak right now.
Hopefully, she will call me back later.
Slide 18 - Slide
www.englisch-hilfen.de
Slide 19 - Link
www.englisch-hilfen.de
Slide 20 - Link
www.ego4u.com
Slide 21 - Link
www.english-4u.de
Slide 22 - Link
All, every, each
Slide 23 - Slide
Difference between all / every / each
All the buses stop at the city centre. = de hele groep
Every bus is cleaned daily. = onderdelen van een groep zonder uitzondering
Each bus has it's own route. = nadruk op de afzonderlijke onderdelen van een groep
Slide 24 - Slide
www.englisch-hilfen.de
Slide 25 - Link
www.tolearnenglish.com
Slide 26 - Link
www.englishgrammar.org
Slide 27 - Link
www.ldoceonline.com
Slide 28 - Link
Questions about grammar
Hand in any questions you still have about the grammar from Unit 5 on MagisterLearn.