This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Adjectives zijn woorden die informatie geven over een noun (zelfstandig naamwoord = persoon of ding)
Adverbs zijn woorden die iets zeggen over een verb (werkwoord), adjective (bijvoeglijk naamwoord) of adverb (bijwoord)
1. Meestal komt -ly achter de adjective:
careful - carefully, Quick - quickly
2. adjectives die eindigen op -ic krijgen -ally:
economic - economically
3. na consonant + y verandert de spelling:
happy - happily, angry - angrily
4. -ble verandert in -bly:
terrible - terribly, considerable - considerably
5. Sommige adverbs veranderen van vorm. Deze moet je leren:
good - well, true - truly, whole - wholly
1. De volgende adjectives veranderen niet van vorm wanneer ze een adverb worden:
hard, fast, daily/weekly/monthly, early, late, long, free, straight, high, low
2. Na de volgende werkwoorden krijg je geen adverb:
to feel, to look, to seem, to taste, to smell, to sound
3. bijwoord van GOOD is WELL.
We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.