1.) Paragraaf 1 de stroomkring

H2 elektriciteit
paragraaf 1 elektrische stroom

Deel 1

Geleiders / isolatoren
Open / gesloten stroomkring
Serie / parallel
1 / 79
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 79 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H2 elektriciteit
paragraaf 1 elektrische stroom

Deel 1

Geleiders / isolatoren
Open / gesloten stroomkring
Serie / parallel

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Geleiders laten de stroom ........ door
A
Goed
B
Slecht
C
Niet

Slide 3 - Quiz

Welke van de volgende stoffen is een geleider?
A
Lucht
B
Rubber
C
Aluminium
D
Kunststof

Slide 4 - Quiz

Isolatoren laten de stroom ........ door
A
Goed
B
Slecht
C
Niet

Slide 5 - Quiz

Welke van de onderstaande materialen is een isolator?
A
Koolstof
B
Kraanwater
C
Kunststof
D
Koper

Slide 6 - Quiz

open / gesloten stroomkring
een gesloten stroomkring is een stroomkring die alleen bestaat uit geleidende materialen, de stroom kan hier rond stromen waardoor apparaten functioneren.

een open stroomkring is een stroomkring die op 1 of meerdere plaatsen onderbroken wordt door een materiaal dat de stroom isoleert, daardoor zullen apparaten niet functioneren

Slide 7 - Slide

voorbeeld van een open stroomkring

Slide 8 - Slide

Een gesloten stroomkring bevat.....
A
Alleen maar geleiders
B
Alleen maar isolatoren

Slide 9 - Quiz

In een open stroomkring
A
Kunnen de elektronen WEL rond stromen
B
Kunnen de elektronen NIET rond stromen

Slide 10 - Quiz

Bij een open stroomkring werken apparaten
A
Wel
B
Niet

Slide 11 - Quiz

Kunststof is een …………… als er kunststof is opgenomen in een stroomkring, dan heb je te maken met een …… stroomkring
A
Isolator ; gesloten stroomkring
B
Isolator ; open stroomkring
C
Geleider ; gesloten stroomkring
D
Geleider ; open stroomkring

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Je ziet hiernaast het symbool voor een ....
A
Weerstand
B
Batterij
C
Schakelaar
D
Stopcontact

Slide 14 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Dit is het pictogram voor een...
A
batterij
B
stopcontact
C
spanningsmeter
D
motor

Slide 15 - Quiz

Bekijk de afbeelding hiernaast goed. Wat stelt dit symbool voor? Dit symbool stelt een......... voor

Slide 16 - Open question

Bekijk de afbeelding. Dit is het pictogram voor een...
A
zekering
B
weerstand
C
spanningsmeter
D
stroommeter

Slide 17 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Dit is het pictogram voor een...
A
zekering
B
weerstand
C
spanningsmeter
D
stroommeter

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

De grootheid van spanning kort je af met ?
A
U
B
I
C
R
D
P

Slide 20 - Quiz

De grootheid van weerstand kort je af met ?
A
U
B
I
C
R
D
P

Slide 21 - Quiz

De eenheid van vermogen kort je af met?
A
A
B
V
C
W
D
h

Slide 22 - Quiz

De eenheid van spanning kort je af met ?
A
U
B
I
C
V
D
A

Slide 23 - Quiz

De eenheid van stroom kort je af met?
A
U
B
I
C
V
D
A

Slide 24 - Quiz

De eenheid van energie is
A
kilowatt
B
kilowattuur
C
kilowatt/uur
D
geen van de bovenstaande

Slide 25 - Quiz

typeplaatje aflezen
wat is de spanning waarop je dit apparaat moet aansluiten?
wat is de stroomsterkte die door dit apparaat heen stroomt?
Spanning:

U = 230V


Stroomsterkte:

I = 7,1A

Slide 26 - Slide

Op welke spanning moet je dit apparaat aansluiten?

Slide 27 - Open question

Wat is het vermogen van dit apparaat?

Slide 28 - Open question

Paragraaf 1 deel 2

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

L1
L2
L3
L1
L2
L3
Wat gebeurd er met de andere lampjes wanneer je lampje 1 los draait?

Wat gebeurd er met de andere lampjes wanneer je lampje 2 los draait?

Wat gebeurd er met de andere lampjes wanneer je lampje 3 los draait?
L1
L2
L3

Slide 32 - Slide

Bekijk de afbeelding goed en beantwoord de vraag.

Welk lampje is er kapot gegaan als alle andere lampjes blijven branden?

Je moet dus van de plus van de batterij naar de min van de batterij “lopen” met je vinger. Ga ieder lampje na stel dat deze kapot is kan ik dan nog naar alle andere lampjes toe.
A
Lampje 1
B
Lampje 2
C
Lampje 3
D
Lampje 4

Slide 33 - Quiz

De verdeling van stroomsterkte

Slide 34 - Slide

De verdeling van spanning

Slide 35 - Slide

kies uit: serie/parallel

In welk type schakeling is de stroomsterkte constant?
A
serie
B
parallel

Slide 36 - Quiz

kies uit: serie/parallel

In welk type schakeling is de spanning constant?
A
serie
B
parallel

Slide 37 - Quiz

Je ziet in de afbeelding 2 weerstandjes parallel geschakeld. Hoe groot is de spanning die R2 krijgt?
A
4,5V
B
9V
C
18V

Slide 38 - Quiz

Je ziet in de afbeelding 2 identieke weerstandjes parallel geschakeld. Over weerstandje 1 staat een spanning van 12V. Hoe groot is de spanning die de batterij levert?
A
6V
B
12V
C
24V

Slide 39 - Quiz

Je ziet in de afbeelding 3 identieke lampjes in serie geschakeld. De voltmeter meet een spanning van 6V. Hoe groot is de spanning die de batterij levert?
A
2V
B
6V
C
18V

Slide 40 - Quiz

Je ziet in de afbeelding 3 weerstandjes. De totale stroomsterkte is 0,9A. De stroomsterkte door weerstand 1 is 0,25A. De stroomsterkte door weerstand 3 is ook 0,25A. Hoe groot is de stroomsterkte door weerstand 2?
A
0,25A
B
0,4A
C
0,5A
D
0,75A

Slide 41 - Quiz

Je ziet in de afbeelding 4 weerstandjes. De totale stroomsterkte is 1,2A. De stroomsterkte door weerstand 1 is 0,6A. De stroomsterkte door weerstand 3 is ook 0,6A. Hoe groot is de stroomsterkte door weerstand 2?
A
0,0A
B
0,6A
C
1,2A

Slide 42 - Quiz

Je ziet in de afbeelding 4 weerstandjes. De totale stroomsterkte is 1,2A. De stroomsterkte door weerstand 1 is 0,6A. De stroomsterkte door weerstand 3 is ook 0,6A. Hoe groot is de stroomsterkte door weerstand 4?
A
0,0A
B
0,6A
C
1,2A

Slide 43 - Quiz

Stroom meten 

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Welke stroomsterkte geeft de meter aan?

Slide 49 - Open question

Welke stroomsterkte geeft de meter aan?

Slide 50 - Open question

In welke schakeling zijn de voltmeter en ampèremeter goed aangesloten?
A
Schakeling A
B
Schakeling B
C
Schakeling C
D
Schakeling D

Slide 51 - Quiz

Bekijk de afbeelding goed en beantwoord de vraag.

Welk genummerd onderdeel geeft de amperemeter aan? (Bedenk welke vorm het symbool van een Ampèremeter heeft en eventueel of deze serie of parallel aangesloten dient te worden.)
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
D
Nummer 4

Slide 52 - Quiz

En nu jij!

Slide 53 - Slide

De eenheid van stroomsterkte
Stroomsterkte meet je in Ampere (A), echter zijn stroomsterktes vaak veel kleiner dan 1A, omdat stroomsterktes vanaf 1A al dodelijk kunnen zijn. 

Net als een meter soms te groot is om een kleine afstand uit te drukken en dan gekozen wordt voor de centimeter of millimeter. Zo kun je bij kleine stroomsterktes ook kiezen voor de miliampere (mA) wanneer de Ampere (A) een te grote eenheid is.

1000 mA = 1 A


Slide 54 - Slide

Slide 55 - Slide

Omrekenen
0,05 A = ……………………mA

0,25 A = ……………………mA

14 mA = ………………….A

750 mA = ……………………A

Slide 56 - Slide

Reken om:
0,087 A = …….mA
Noteer alleen het getal

Slide 57 - Open question

Reken om:
0,115 A = …….mA
Noteer alleen het getal

Slide 58 - Open question

Reken om:
5,6 A = …….mA
Noteer alleen het getal

Slide 59 - Open question

Reken om:

75 mA = …….A
Noteer alleen het getal

Slide 60 - Open question

Reken om:

345mA = …….A
Noteer alleen het getal

Slide 61 - Open question

Reken om:

2894 mA = …….A
Noteer alleen het getal

Slide 62 - Open question

kies uit: serie/parallel

Hoe moet je een ampèremeter aansluiten?
A
serie
B
parallel

Slide 63 - Quiz

Welke spanning geeft de meter aan?

Slide 64 - Open question

Welke spanning geeft de meter aan?

Slide 65 - Open question

Wat voor soort schakeling zie je in de afbeelding?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 66 - Quiz

Bekijk de afbeelding hiernaast goed en beantwoord de vraag. In welke schakeling / schakelingen zie je een parallelschakeling?
A
A en B
B
C en D
C
B en D
D
B, C en D

Slide 67 - Quiz

kies uit: serie/parallel

De kerstboomverlichting van maaike is kapot. Alle lampjes van het snoer gingen tegelijk uit. hoe zijn de lampjes geschakeld?
A
serie
B
parallel

Slide 68 - Quiz

kies uit: serie/parallel

In welk type schakeling branden de lampjes het felst?
A
serie
B
parallel

Slide 69 - Quiz

kies uit: serie/parallel

Hoe staan de TV en computer geschakeld?
A
serie
B
parallel

Slide 70 - Quiz

Paragraaf 1 deel 3

Slide 71 - Slide

Het tekenen van schakelschema’s

Slide 72 - Slide

Stroomkring
Schakelschema

Slide 73 - Slide

Stroomkring
Schakelschema

Slide 74 - Slide

Stroomkring
Schakelschema

Slide 75 - Slide

Slide 76 - Slide

Schakelschema
Tygo heeft een lamp boven de eettafel hangen. De lamp bevat twee bolletjes. Op de lampjes staat 230V : 2,8A. Teken het schakelschema met een stopcontact als spanningsbron, een schakelaar om de lampen mee aan en uit te zetten (beiden lampjes gaan tegelijk aan/uit) en de twee lampjes.

Slide 77 - Slide

Schakelschema
Gerry haar fietslampjes worden beide voorzien van spanning door een dynamo. De dynamo levert ca. 12V wanneer Gerry flink door fietst. Op haar voorlicht staat 8V:0,2A en op Gerry haar achterlicht staat 4V: 0,1A. Teken het schakelschema van de twee lampjes. Neem als spanningsbron een dynamo (generator).

Slide 78 - Slide

Schakelschema
Sheila wil het vermogen van een lampje bepalen, ze meet daarvoor de stroomsterkte door de lamp en de spanning over de lamp. De lamp staat aangesloten op het stopcontact. Teken de opstelling waarmee Sheila het vermogen van de lamp kan bepalen. Dus: stopcontact, lampje, stroommeter en spanningsmeter op de juiste plaats.

Slide 79 - Slide