Les 3 - Telefoneren

1 / 48
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

1. Bellen versus appen

Slide 2 - Slide

Wanneer is het noodzakelijk om te bellen?

Slide 3 - Mind map

Doe de quiz!
timer
3:00
p. 17 

Slide 4 - Slide

Wat voor soort beller ben jij?
No way!-type
Soms-type
That's me-type

Slide 5 - Poll

Zijn de stellingen juist of fout?

Slide 6 - Slide

Studenten leggen altijd eerst contact via berichten of mail.
Juist
Fout

Slide 7 - Poll

Tijdens het bellen hebben veel studenten het gevoel van controle te hebben over het gesprek.
Juist
Fout

Slide 8 - Poll

Oudere mensen bellen veel sneller dan jongere mensen.
Juist
Fout

Slide 9 - Poll

Beluister het fragment en beantwoord de vragen in je cursus.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Hoe komt het dat jongeren minder bellen?



Zij zijn opgegroeid met een telefoon die meer kan dan bellen, nl berichten sturen of spraakberichten opnemen.

Slide 12 - Slide

Waarom is het volgens Hervé Van De Weyer efficiënter om te bellen?


Als je berichten stuurt, ben je vaak 8 à 9 berichten verder vooraleer je dezelfde afspraken hebt gemaakt van een telefoontje van enkele minuten.

Slide 13 - Slide

Wanneer heb je telefoongesprekken echt nodig?


In een professionele context.

Slide 14 - Slide

Waarom zijn jongeren bang om te bellen?


Ze zijn bang om niet voorbereid te zijn op de vragen die gesteld zullen worden.

Slide 15 - Slide

Leg uit wat Hervé Van De Weyer bedoelt met “het zorgt voor een overload aan communicatie en zo zien we door het bos de bomen niet meer”.


Door verschillende communicatievormen te combineren (Whatsapp, mail, berichten … ), krijg je heel veel berichten binnen en is er minder structuur. 

Slide 16 - Slide

Studenten leggen altijd eerst contact via berichten of mail.
Juist
Fout

Slide 17 - Poll

Tijdens het bellen hebben veel studenten het gevoel van controle te hebben over het gesprek.
Juist
Fout

Slide 18 - Poll

Oudere mensen bellen veel sneller dan jongere mensen.
Juist
Fout

Slide 19 - Poll

2. Zakelijk telefoneren

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

timer
10:00
p. 19

Slide 23 - Slide

Elementen informeel telefoongesprek

Slide 24 - Mind map

Elementen formeel telefoongesprek

Slide 25 - Mind map

Formuleer een conclusie over formeel en informeel telefoneren.

Slide 26 - Open question

Formele gesprekken
Situaties: zakelijke gesprekken, contact met onbekenden, officiële instanties (gemeente, school, bedrijf).

Kenmerken:
  • Beleefd en afstandelijker: "Goedemiddag, u spreekt met..."
  • Gebruik van u in plaats van jij.
  • Volledige zinnen, minder spreektaal.
  • Duidelijke begroeting en afsluiting: "Fijne dag gewenst."
  • Netjes doorvragen en bevestigen: "Mag ik uw naam noteren?"

Slide 27 - Slide

Informele gesprekken
Situaties: vrienden, familie, bekenden.
Kenmerken:
  • Vlot en persoonlijk: "Hé, met mij!"
  • Gebruik van jij/je.
  • Kortere zinnen, meer spreektaal of dialect.
  • Vaak losse of geen begroeting/afsluiting: "Doei!", "Tot straks!"
  • Meer emotie en spontaniteit: "Echt?! Wat leuk!"

Slide 28 - Slide

2. Lees het tipkader en plaats bij elke tip de juiste uitleg. 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

1. Bereid u voor op het gesprek.
  • Zoek uit wie je gesprekspartner moet zijn (bv. functie of exacte naam van persoon)
  • Duidelijk doel
  • Papieren geheugensteuntje: structuur

Slide 31 - Slide

2. Stel u meteen voor.
  • Goedemorgen/middag/avond, U spreekt met naam, voornaam.
  • Vul eventueel aan met organisatie waarvoor je werkt.
  • Spreek traag en duidelijk.
  • Zorg dat de gesprekspartner zich ook duidelijk maakt. (Bv. Spreek ik met...?)

Slide 32 - Slide

3. Vraag of de situatie gunstig is.
  • Peil naar de gunstigheid en geef aan hoelang het gesprek zal duren.
  • Bv. Stoor ik?

Slide 33 - Slide

4. Pas de tandartstechniek toe.
  • Er is geen visuele ondersteuning.
  • Zeg precies wat er gebeurt als het gesprek onderbroken wordt.
  • Communicatiestoornis = ergernis 

Slide 34 - Slide

5. Neem het initiatief om het gesprek af te sluiten

  • De persoon die opbelt, bepaalt in principe wanneer het gesprek afgelopen is.
  • Rond af door kern van het gesprek te herhalen.
  • Sluit af met een duidelijke afsluiting. Bv. Bedankt en tot de volgende keer.

Slide 35 - Slide

3. Wat zou je tijdens een telefoongesprek kunnen zeggen in de volgende situaties.
p. 21

Slide 36 - Slide

Je zit in de trein en de verbinding is slecht.

Slide 37 - Open question

Je moet zoeken naar je identiteitskaart om je rijksregister door te geven.

Slide 38 - Open question

Je hoort achtergrondgeluiden bij je gesprekspartner en wilt nagaan of het past dat je belt.

Slide 39 - Open question

Je kleine zus wilt de telefoon afpakken en krijst de hele boel bij elkaar.

Slide 40 - Open question

De verbinding werd plots verbroken en je belt opnieuw naar de persoon.

Slide 41 - Open question

Maak oefening 4. a OF b.
Spreek af met je schouderpartner wie a en wie b voorbereid.
Denk na wat je zou kunnen zeggen, maar noteer niets.
Lees nadien met je schouderpartner luidop.
timer
4:00

Slide 42 - Slide

Voicemail

Slide 43 - Slide

Hoe gaat jouw voicemail?
Optie 1
Optie 2
Optie 3
Optie 4
Optie 5
Optie 6

Slide 44 - Poll

Wat hoort er in een goede voicemail te staan?

Slide 45 - Open question

Een voicemail: checklist
  1. Begroet de beller Voorbeeld: "Hallo", "Goedemiddag".
  2. Zeg wie je bent: Voornaam of volledige naam. Eventueel ook je functie/bedrijf (bij zakelijk gebruik).
  3. Leg uit waarom je niet kunt opnemen: Kort en duidelijk: "Ik kan nu niet opnemen."
  4. Geef instructie Vraag de beller om een bericht in te spreken of later terug te bellen. Voorbeeld: "Laat uw naam en nummer achter na de piep."
  5. Sluit vriendelijk af "Dank u wel", "Tot snel", "Doei".

Slide 46 - Slide

BW Voicemail
/5 
Bekijk de evaluatiecriteria.
20% - formatieve evaluatie

Slide 47 - Slide

Evaluatie
Spreekoefening: een voicemail achterlaten.

Slide 48 - Slide