PV1 H8 Natuur en Techniek geven

Hoofdstuk 8 Techniek 1: Constructies en Transport
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Natuur & Techniek HBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 8 Techniek 1: Constructies en Transport

Slide 1 - Slide

Hoe te gebruiken?
Deze LessonUp is te gebruiken als uitleg bij het boek.
* DISCLAIMER. Deze LessonUp geldt als aanvulling op vakateliers en boek en niet als vervanging.
* DISCLAIMER. Er is met zorgvuldigheid gewerkt aan deze lesson up maar het uitsluiten van schrijf- of andere foutjes is niet helemaal mogelijk. Zie je iets waarover je twijfelt meldt het dan even.

De student ...

in het geel staan iedere keer de specifieke toetscriteria bij het onderdeel dat verder wordt uitgelegd. 

Slide 2 - Slide

Lees het boek
we kunnen dit niet beter uitleggen
Studenten kunnen de samenhang aangeven tussen de eisen aan een constructie en het materiaal dat je ervoor gebruikt

De student kan uitleggen wat een legering is en hier voorbeelden van benoemen

Slide 3 - Slide

Materiaalverbindingen
Materiaalverbindingen zijn star en laten geen beweging toe tussen de onderdelen, je kunt ze ook niet uit elkaar halen en weer in elkaar zetten. 
Voorbeelden zijn: lijm, specie, lassen en soldeer.


De student kan 3 typen verbindingen inclusief voorbeelden noemen.

Slide 4 - Slide

Vormverbindingen 
Vormverbindingen zijn verbindingen waarbij de vorm van twee onderdelen gebruikt wordt om een verbinding te maken.  Voorbeelden zijn: lego, puzzelstukjes, schroefdraad van een dop.


De student kan 3 typen verbindingen inclusief voorbeelden noemen.

Slide 5 - Slide

Voorwerpverbindingen 
Voorwerpverbindingen zijn verbindingen waarbij een voorwerp wordt gebruikt om een verbinding te maken.
Voorbeelden zijn: een nietje, een spijker een drukknoop of een magneet. 


De student kan 3 typen verbindingen inclusief voorbeelden noemen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Boogvorm en driehoeksvormen
Driehoeksvormen worden vooral toegepast in dragende constructies, zoals bij bruggen en steigers. Driehoeken maken de constructie steviger en vormvast. 
Een boogvorm kan veel druk opvangen en wordt gebruikt bij de bouw van kerken en bruggen, poorten en aquaducten.


De student kan uitleggen waarvoor boogvorm en driehoeksvorm in constructies wordt toegepast.

Slide 8 - Slide

Profielen 
Constructies van steen of hout zijn stevig en sterk, maar tegelijkertijd ook heel zwaar doordat ze massief zijn. Door een plat stuk ijzer in een bepaalde vorm te buigen ontstaat een profiel. Een profiel kan rond of hoekig zijn.
De student kan beschrijven hoe een profiel wordt gemaakt.

Slide 9 - Slide

Profielen
Voordelen van profielen zijn: ze geven stevigheid en het is gemaakt van lichter materiaal zodat de totale constructie minder zwaar is.
De student kan twee voordelen noemen van het gebruik van profielen.

Slide 10 - Slide

Tandwielen 
Een tandwiel is afgeleid van het gewone wiel. Het wordt gebruikt om een beweging te versnellen of te vertragen en om efficiënter met kracht om te gaan. De snelheid wordt bepaald door de grootte van de wielen.

  1. Een gelijke draaisnelheid als beide tandwielen even groot zijn.  
  2. Een versnelling als een groot tandwiel een klein tandwiel aandrijft  (bijv. fiets  tandwiel van trapper is groter dan die van achterwiel)
  3. Vertraging als een klein tandwiel een groot tandwiel aandrijft

De student kan uitleggen hoe de draaisnelheden van verschillende maten tandwielen zich verhouden.

Slide 11 - Slide

Tandwielen
Bij het onderstaande plaatje laat de pijl in het tandwiel de draairichting zien. Bij een ketting draaien de tandwielen dezelfde kant op. Bij in elkaar hakende tandwielen draaien de tandwielen een verschillende kant op. 
De student kan uitleggen hoe de draaisnelheden van verschillende maten tandwielen zich verhouden.

Slide 12 - Slide

Tandwielen
In de volgende slides wordt met een quiz en filmpjes goed in beeld gebracht hoe tandwilen werken:


De student kan benoemen welke draairichting twee verbonden tandwielen hebben.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Rechtlijnige beweging
Het tandwiel rolt over de (rechte) stang, hierdoor wordt het een rechte beweging. Dit is bijvoorbeeld in een fietsbel.


De student kan benoemen hoe een draaiende beweging kan worden omgezet in een rechtlijnige.

Slide 17 - Slide

De student kan benoemen hoe de draairichtingen zich verhouden van twee tandwielen die met een ketting aan elkaar zijn verbonden.

Slide 18 - Slide

Hefboomprincipe
Hefbomen zijn verwerkt in talloze voorwerpen en apparaten. Deze lange staven of stangen kun je gebruiken om met een relatief geringe inspanning (kracht) een voorwerp met een groot gewicht op te tillen of een weerstand te overwinnen. Alle hefbomen hebben een draai- of steunpunt waar de staaf draait of scharniert. In de volgende slide staan voorbeelden. 
De student kan het hefboomprincipe toepassen in een eenvoudige casus.


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Pneumatische systemen
Pneumatische systemen zijn met lucht gevulde cilinders met zuigers erin. De lucht wordt onder grote druk gebracht, via leidingen wordt de lucht naar een cilinder geleid. In de cilinder drukt de lucht een zuiger omhoog. Een in hoogte verstelbare stoel werkt op deze manier.
De student kan een hydraulisch of pneumatisch systeem herkennen aan de hand van een beschrijving.

Slide 21 - Slide

Hydraulische systemen
Hydraulische systemen zijn met vloeistof gevulde cilinders met zuigers erin. De vloeistof wordt onder grote druk gebracht, via leidingen wordt water of olie naar een cilinder geleid. In de cilinder drukt de vloeistof een zuiger omhoog. Een systeem achterop de vuilniswagen of een graafmachine heeft een dergelijke zuigers.
De student kan een hydraulisch of pneumatisch systeem herkennen aan de hand van een beschrijving.

Slide 22 - Slide