mens en milieu oefenopgaves

We halen steenkool uit onze milieu om daar energie mee op te wekken. Is dit uitputting?
A
juist
B
onjuist
1 / 37
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

We halen steenkool uit onze milieu om daar energie mee op te wekken. Is dit uitputting?
A
juist
B
onjuist

Slide 1 - Quiz

Door bodembewerking wordt de bodem ook luchtiger, er komt meer lucht en dus meer zuurstof in de bodem. Waarom is dit goed voor de voedselproductie?
A
De zuurstof in de grond kan zo gebruikt worden door de plantenwortels om aan fotosynthese te doen.
B
De zuurstof kan worden opgenomen door de reducenten in de bodem die het stalmest afbreken.

Slide 2 - Quiz

Op verschillende plaatsen kun je windmolens zien in de Noordzee. Sommige mensen vinden dit niet mooi om te zien. Hoe noem je dit?
A
bodemvervuiling
B
horizonvervuiling
C
luchtvervuiling

Slide 3 - Quiz

De windmolens in de afbeelding zorgen voor uitputting?
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

De gassen in de dampkring die het broeikaseffect veroorzaken, heten broeikasgassen. Wat zijn de drie belangrijkste broeikasgassen?
A
koolstofdioxide, zuurstof en stikstof
B
koolstofdioxide, waterdamp en aardgas (methaan)
C
koolstofdioxide, stikstof en aardgas
D
koolstofdioxide, aardgas (methaan) en stikstof

Slide 5 - Quiz

Op aarde wordt een deel van de zonnestraling omgezet in warmte. De aarde straalt deze warmte ook weer uit. Hoe noemen we de warmte die de aarde weer uitstraalt?
A
zonne-uitstraling
B
warmte-uitstraling

Slide 6 - Quiz

Door ontbossing neemt de hoeveelheid .... in de lucht toe
A
Zuurstof
B
Koolstofioxide
C
Water
D
Regen

Slide 7 - Quiz

In afbeelding is te zien hoe duurzame energie kan worden opgewekt doormiddel van:
A
zonne-energie
B
windenergie
C
waterkracht

Slide 8 - Quiz

Welke duurzame energiebron wordt in Nederland vooral gebruikt om elektriciteit op te wekken?
A
zonne-energie
B
waterkracht
C
windenergie

Slide 9 - Quiz

Op welke manier zorgen broeikasgassen voor het broeikaseffect?
A
broeikasgassen houden een deel van de gassen tegen die vrijkomen bij de verbranding van brandstoffen.
B
broeikasgassen houden een deel van de gassen tegen die vrijkomen bij de fotosynthese
C
broeikasgassen houden een deel van de warmtestraling van de aarde tegen.
D
broeikasgassen houden een deel van de zonne-straling tegen die op de aarde valt.

Slide 10 - Quiz

De energie die vrijkomt bij de verbranding van aardgas is miljoenen jaren geleden vastgelegd tijdens de fotosynthese in planten.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Noem drie voorbeelden van fossiele brandstoffen

Slide 12 - Open question

Bij de verbranding van biomassa ontstaat koolstofdioxide. Toch neemt hierdoor de totale hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer niet toe. Leg uit waardoor dit komt.

Slide 13 - Open question

Een boer kan doormiddel van vruchtwisseling voorkomen dat gewassen ziek worden. Wat wordt er bedoelt met vruchtwisseling?
A
Dat de voedingsgewassen worden beschermt door biologische bestrijdingsmiddelen.
B
Dat een boer nooit twee jaar achter elkaar hetzelfde gewas op een bepaald stuk grond verbouwt.

Slide 14 - Quiz

In Nederland is waterkracht een belangrijke bron voor duurzame energie.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Een toename van de uitstoot van broeikasgassen kan een klimaatverandering veroorzaken.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

'Smog' is een gevolg van het verbranden van fossiele brandstoffen.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Wat wordt er bedoelt met het begrip: 'biodiversiteit'
A
De variatie van alle planten in de natuur
B
De variatie van alle dieren in de natuur
C
De variatie van alle planten en alle dieren in de natuur.

Slide 18 - Quiz

Het gebruik van kernenergie geeft veel luchtverontreiniging.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

In tropische gebieden vindt ontbossing plaats, waardoor er meer ruimte is voor de landbouw.

Heeft ontbossing invloed op de biodiversiteit? Zo ja, neemt de biodiversiteit door ontbossing toe of af?
A
Ontbossing heeft geen invloed op de biodiversiteit.
B
Door ontbossing neemt de biodiversiteit toe.
C
Door ontbossing neemt de biodiversiteit af.

Slide 20 - Quiz

Bodembewerking in de landbouw is van belang voor de fotosynthese in plantenwortels?
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Bij de afbraak van stalmest door reducenten (bacteriën en schimmels) komen mineralen vrij.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Bij het telen van voedingsgewassen worden onder andere de volgende activiteiten verricht:
1: Het land wordt bemest met kunstmest.
2: De bodem wordt geploegd en geëgd.
3: Het onkruid tussen de gewassen verwijderen.
Welke van deze activiteiten hebben als doel de opbrengst van de gewassen te verbeteren?

A
activiteiten 1 en 3
B
activiteiten 1 en 2
C
activiteiten 1 , 2 en 3

Slide 23 - Quiz

Gm-organismen ontstaan door kruisingen en selectie.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Acht mestkalveren zijn via in-vitrofertilisatie (ivf) ontstaan uit acht eicellen afkomstig van een koe en acht zaadcellen afkomstig van een stier.
Hebben alle kalveren hebben hetzelfde genotype?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

We kunnen tegenwoordig ook de erfelijke eigenschappen van een organisme veranderen. Dat gebeurt door een gen van een andere biologische soort toe te voegen aan de erfelijke informatie van de plant. Dit heet ......
A
veredeling
B
genetische modificatie

Slide 26 - Quiz

We kunnen tegenwoordig ook de erfelijke eigenschappen van een organisme veranderen. Dat gebeurt door een gen van een andere biologische soort toe te voegen aan de erfelijke informatie van de plant. Dit heet genetische modificatie. Een organisme met veranderde genen heet een ......
A
veredeld organisme
B
gm-organisme

Slide 27 - Quiz

Het verdwijnen van grote stukken natuur is een oorzaak van de milieuproblemen.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Een boer wilt de opbrengst van zijn voedingsgewassen verhogen. Om dit voor elkaar te krijgen gebruikt de boer bestrijdingsmiddelen tegen bladluizen die van het voedingsgewas eten. Deze bladluizen worden gegeten door lieve heersbeestjes die op hun beurt worden gegeten door koolmezen. De koolmezen worden uiteindelijk gegeten door haviken. In welke organismen zal de hoogste concentratie bestrijdingsmiddel worden aangetroffen, in bladluizen, lieve heersbeestjes, koolmezen of haviken?
A
bladluizen
B
lieve heersbeestjes
C
koolmezen
D
haviken

Slide 29 - Quiz

De witte vlieg kan grote schade aanrichten bij de teelt van onder andere tomaten. Sluipwespen eten onder andere witte vliegen. Daarom worden ze vaak gebruikt om de witte vlieg te bestrijden in kassen. Hoe heet deze vorm van plaagbestrijding?
A
chemische bestrijding
B
biologische bestrijding

Slide 30 - Quiz

In een meertje is het water helemaal groen en troebel. Dit verschijnsel heet waterbloei. Een van de gevolgen is dat veel soorten waterplanten zich minder goed ontwikkelen en sterven. Dit geldt vooral voor waterplanten die zich geheel onder water bevinden. Wat is de reden hiervoor?

Slide 31 - Open question

W aterstof kan worden gebruikt als brandstof voor bussen. Bij de verbranding van waterstof ontstaat alleen water en geen koolstofdioxide. Bij de productie van waterstof komt meestal wel koolstofdioxide vrij. Waterstof kan onder andere worden gemaakt uit fossiele brandstoffen, uit biomassa of uit duurzaam opgewekte elektriciteit. Is waterstof altijd een duurzame energiebron?

Slide 32 - Open question

Sommige uitlaatgassen van voertuigen dragen bij aan luchtvervuiling, omdat dit broeikasgassen zijn. Versterking van het broeikaseffect wordt vooral veroorzaakt door toename van de hoeveelheid van één bepaald gas in de lucht. Dit gas bevindt zich ook in de uitlaatgassen van het verkeer. Welke gas is dit?
A
waterstof
B
stikstof
C
koolstofdioxide

Slide 33 - Quiz

Chemische bestrijdingsmiddelen zijn niet biologisch afbreekbaar. Noem nog 2 andere nadelen van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen.

Slide 34 - Open question

Welke vorm van afvalverwerking is een voorbeeld van recycling?
A
Fleecevesten en fleecedekens maken uit plastic flessen.
B
Huisvuil verbranden
C
Oude kleding op een vuilstort storten
D
Rioolwater in de rivier laten lopen.

Slide 35 - Quiz

Het water in bijvoorbeeld rivieren, kanalen , meren en zeeën heet oppervlaktewater. Oppervlakte water is in staat zichzelf te reinigen van organische afvalstoffen die erin komen. Hoe noemen we dat?
A
bodemsanering
B
waterbloei
C
zelfreinigend vermogen

Slide 36 - Quiz

Leg uit hoe oppervlakte water zichzelf reinigt.

Slide 37 - Open question