H11.1 en 11.2

H 11 Kracht en Beweging
11.1 Voortstuwen en tegenwerken
11.2 Optrekken en afremmen

1 / 22
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H 11 Kracht en Beweging
11.1 Voortstuwen en tegenwerken
11.2 Optrekken en afremmen

Slide 1 - Slide

11.1 Voortstuwen en tegenwerken
Op elke beweging werken twee krachten:

1 Voortstuwende krachten
2 Tegenwerkende krachten

Slide 2 - Slide

Voortstuwende kracht

Mechanische kracht
Spierkracht
Elektrische kracht
Wind mee
Zwaartekracht

Tegenwerkende krachten

Remkracht
Luchtweerstand/wrijving
Rolwrijving
(Wrijvingskrachten)
Zwaartekracht

Slide 3 - Slide

11.1 Nettokracht
Nettokracht is alle krachten bij elkaar, en wat er dan over blijft.
Nettokracht beïnvloed de snelheid.
Nettokracht = 0 N = stilstaand of eenparige beweging.
Nettokracht is groter dan 0 N, beweging is versneld.
(Ookwel: nettokracht is met de beweging mee)
Nettokracht is kleiner dan 0 N, beweging is vertraagd.
(Ookwel: nettokracht is tegen de richting in)
Nettokracht optellen als zelfde kant op is, en aftrekken als het andere kant op is.

Slide 4 - Slide

Als de voortstuwende kracht groter is dan de tegenwerkende kracht is de beweging:
A
Versneld
B
Achteruit
C
Vertraagd
D
Constant

Slide 5 - Quiz

Als de voortstuwende kracht even groot is als alle tegenwerkende krachten beweegt een voorwerp:
A
Versneld
B
Vertraagd
C
Constant

Slide 6 - Quiz

Wat is de nettokracht?
A
Alle krachten bij elkaar opgeteld
B
als er geen krachten zijn, dat is de nettokracht
C
de sterkste kracht in de tekening

Slide 7 - Quiz

Om een voorwerp te versnellen is een nettokracht nodig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Als de krachten op een voorwerp evenwicht maken, is de nettokracht op het voorwerp 0 N
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Jan duwt met 350 N tegen een auto.
Klaas duwt in dezelfde richting met 195 N. Hoe groot is de nettokracht ?
A
154 N
B
545 N
C
155 N
D
0 N

Slide 10 - Quiz

Leerdoelen H11.2 Optrekken en afremmen
  1. Je kunt het begrip traagheid beschrijven.
  2. Je kunt berekeningen maken met het verband tussen kracht, massa en versnelling.
  3. + Je kunt de verschillende fasen van een parachutesprong beschrijven aan de hand van de netto-kracht.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

11.2 Optrekken en afremmen
Een voorwerp heeft altijd traagheid.
Dat wil zeggen: een voorwerp versneld of vertraagd niet zomaar.
Als een voorwerp afgeremd wordt, is er remkracht nodig.
Hoe meer massa, hoe groter de traagheid.

Er is dus altijd een nettokracht tegen de richting in nodig (de remkracht) om een voorwerp af te remmen.

Slide 13 - Slide

(GT) 11.2 Nettokracht uitrekenen
Formule nettokracht: F = m x a
Dus Kracht = massa x versnelling (ookwel a = F:m)
De versnelling hangt dus af van de massa en de nettokracht.

Slide 14 - Slide

Welk begrip hoort
bij deze afbeelding?
A
Vertraging
B
Weerstand
C
Traagheid
D
Arbeid

Slide 15 - Quiz

Een voorwerp heeft een massa van 150kg, en versneld met een versnelling van 7 m/s^2. Wat is de nettokracht?
A
105N
B
1050N
C
10500N
D
105000N

Slide 16 - Quiz

Een voorwerp van 225kg wordt met een nettokracht van 1000N versneld. Wat is de versnelling?
A
0.44m/s^2
B
4.44m/s^2
C
44.4m/s^2
D
0.044m/s^2

Slide 17 - Quiz

Een auto trekt op in 9 seconde van 0 naar 100km/h. Wat is de versnelling?

Slide 18 - Open question

De versnelling van een auto is 7,3 m/s^2, met een massa van 1350kg. Wat is de nettokracht?

Slide 19 - Open question

Ik denk dat ik dit snap
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Zelfstandig werken
Maak 7, 9, 17, 20, 23

Slide 21 - Slide

Hoe heb jij geleerd? 
  1. Je kunt het begrip traagheid beschrijven.
  2. Je kunt berekeningen maken met het verband tussen kracht, massa en versnelling.
  3. + Je kunt de verschillende fasen van een parachutesprong beschrijven aan de hand van de netto-kracht.

Slide 22 - Slide