Cursus 7 Par. 10 persoonsvorm in samengestelde zinnen

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom 3k2
1. Pak je opgeladen laptop
2. Ga naar lessonup.app en log in

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

* herhaling cursus 5 paragraaf 9 Persoonsvorm in 
   enkelvoudige zinnen
* vragen huiswerk doornemen
* oefenen met meervoudige zinnen
* laatste huiswerk voor toets

Slide 3 - Slide

VORIGE LES

persoonsvorm in enkelvoudige zinnen

Slide 4 - Slide

Hoe kun je de persoonsvorm vinden?
A
Zin vragend maken
B
Zin van tijd veranderen
C
Zin van aantal veranderen
D
Alle drie de manieren

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Vragen huiswerk?

Slide 7 - Slide

DOEL


- Je kunt de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen.


Persoonsvorm in samenstellingen

Slide 8 - Slide

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

(Loop / liep) jij straks naar het evenement of (neem / nam) jij de bus?
A
loop / neem
B
loop / nam
C
liep / neem
D
liep / nam

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Op de veiling gisteren (biedt / bood) mijn oom op een schilderij, maar een andere koper (heeft / had) een hoger bod.
A
biedt / heeft
B
biedt / had
C
bood / heeft
D
bood / had

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Wanneer mijn tante naar Amerika (verhuist / verhuisde), (neemt / nam) ze haar huisdieren mee.
A
verhuist / neemt
B
verhuist / nam
C
verhuisde / neemt
D
verhuisde / nam

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Sommige mensen (bloost / blozen) altijd als ze het woord (krijgt / krijgen).
A
bloost / krijgt
B
bloost / krijgen
C
blozen / krijgt
D
blozen / krijgen

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Link

PERSOONSVORMEN

IN EEN SAMENGESTELDE ZIN

Zet de zin in een andere tijd:

Je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom. 

De werkwoorden die veranderen, zijn de persoonsvormen.


VOORBEELD:

Lotte denkt dat haar cijfer een voldoende is.


Lotte dacht dat haar cijfer een voldoende was.

Slide 14 - Slide

PERSOONSVORMEN

 IN SAMENGESTELDE ZINNEN

Juist spellen van de persoonsvormen:

- Controleer of het werkwoord een persoonsvorm is

- Kijk of het werkwoord in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) staat

- Kijk naar het onderwerp om te zien of de pv enkelvoud (ev) of meervoud (mv) is

- Vul de juiste vorm van het werkwoord in


Slide 15 - Slide

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Mijn broertje (brandde / brandden) bijna zijn vingers, toen hij de kaarsen (aanstak / aanstaken).
A
brandde / aanstak
B
brandde / aanstaken
C
brandden / aanstak
D
brandden / aanstaken

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

Het sportshirt (zitten) nog in mijn tas, maar ik (zullen) het zo in de wasmachine stoppen.

Slide 19 - Open question

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

Toen de brandweer (arriveren), (takelen) de brandweerlieden de vrachtwagen snel uit de sloot.

Slide 20 - Open question

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

De president van Rusland (komen) volgende week naar Nederland en dan (ontmoeten) hij onze koning.

Slide 21 - Open question

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

Gisteren (repareren) de fietsenmaker mijn fiets, maar nu (zijn) de ketting alweer kapot.

Slide 22 - Open question

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

Deze dj (draaien) altijd veel jaren 80-hits, omdat grofweg alle luisteraars dat leuk (vinden).

Slide 23 - Open question

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

Kaylan (ontvangen) nu geen sms'jes, want zijn mobiel (zijn) kapot.

Slide 24 - Open question

Zelfstandig werken + hw
Maak de volgende opdrachten:
Methode digitaal 
Cursus 5 Grammatica
§ 3  Samengestelde zinnen
opdracht 1 t/m 4  

Slide 25 - Slide

Bedankt!!!
Bedankt voor het 
meedoen!!!

Slide 26 - Slide

Ik kan de persoonsvorm in samengestelde zinnen in tegenwoordige en verleden tijd juist spellen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Persoonsvorm
tegenwoordige en verleden tijd

Slide 28 - Slide