F1. Conjunctuur

F1. Conjunctuur
Wat is economische groei en hoe komt het CBS tot dit cijfer?




1 / 37
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolWOvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 37 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

F1. Conjunctuur
Wat is economische groei en hoe komt het CBS tot dit cijfer?




Slide 1 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Wat is economische groei en hoe komt het CBS tot dit cijfer?

De economische groei wordt gemeten aan de hand van het bruto binnenlands product (bbp). Dit is de optelsom van de totale productie, bestedingen of het inkomen van Nederland.



Slide 2 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
“Gaat het goed met de economie?”
De groei van een economie is niet constant. Er zijn
 ‘goede tijden’ afgewisseld met ‘slechte tijden’.


Slide 3 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
“Gaat het goed met de economie?”
De groei van een economie is niet constant. Er zijn
 ‘goede tijden’ afgewisseld met ‘slechte tijden’.


Trendmatige ontwikkeling: 
Verwachte gemiddelde economische groei, op basis van historische trends en economische verwachtingen.



De trendmatige ontwikkeling (gemiddelde groei) van het bbp ligt de afgelopen 20 jaar in Nederland rond de 1,5% per jaar.

Slide 4 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
De feitelijke productie in een economie is het totaal 
van de bestedingen in een economie:
C + I + O + E – M


De  feitelijke productie is dus gelijk aan de geaggregeerde vraag.
Hier gebruiken we het symbool Y voor.

Geaggregeerde vraag 
(= feitelijke productie = Y):
De macro-economische vraag van alle sectoren bij elkaar opgeteld.



Slide 5 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
De groei van het bbp wordt ook bepaald door de 
kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren in 
een land. De twee belangrijkste factoren zijn arbeid
en kapitaal.



Slide 6 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
De groei van het bbp wordt ook bepaald door de 
kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren in 
een land. De twee belangrijkste factoren zijn arbeid
en kapitaal.

Als alle beschikbare productiefactoren optimaal worden ingezet, 
bereik je de potentiële productie. De potentiële productie 
geven we weer met het symbool Y*.

Potentiële productie (Y*): 
Maximaal mogelijke productieomvang.

Slide 7 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
De groei van het bbp wordt ook bepaald door de 
kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren in 
een land. De twee belangrijkste factoren zijn arbeid
en kapitaal.

Als alle beschikbare productiefactoren optimaal worden ingezet, 
bereik je de potentiële productie. De potentiële productie 
geven we weer met het symbool Y*.
Let op. Zelfs als de economie op volledige potentiële productie 
functioneert, is werkloosheid. Dat heet de natuurlijke werkloosheid.

Potentiële productie (Y*): 
Maximaal mogelijke productieomvang.



Natuurlijke werkloosheid: 
structurele werkloosheid die hoort bij potentiële
productie en constante inflatie



Slide 8 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Y is niet altijd gelijk aan Y*. Dit komt doordat de 
conjunctuur schommelt om de trendmatige 
ontwikkeling heen. 

Conjunctuurbeweging: 
De veranderingen in de productiegroei van de economie.



Slide 9 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Y is niet altijd gelijk aan Y*. Dit komt doordat de 
conjunctuur schommelt om de trendmatige 
ontwikkeling heen. 

Het verschil tussen Y – Y* heet de output gap:
  • Als Y < Y* dan is er een negatieve output gap
  • Als Y > Y* dan is er een positieve output gap 

Conjunctuurbeweging: 
De veranderingen in de productiegroei van de economie.



Slide 10 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Y is niet altijd gelijk aan Y*. Dit komt doordat de 
conjunctuur schommelt om de trendmatige 
ontwikkeling heen. 

Het verschil tussen Y – Y* heet de output gap:
  • Als Y < Y* dan is er een negatieve output gap
  • Als Y > Y* dan is er een positieve output gap 

Conjunctuurbeweging: 
De veranderingen in de productiegroei van de economie.



Output gap:
Het verschil tussen feitelijke productie en potentiële productie: 
Y –Y*.




Slide 11 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Als er in een jaar een negatieve output gap
aanwezig is in de economie dan is er sprake
van een laagconjunctuur.

Als Y > Y* dan is er een positieve output gap
en geldt in de economie een hoogconjunctuur

Laagconjunctuur:
Periode waarin de economische groei lager is de trendmatige groei.




Hoogconjunctuur:
Periode waarin de economische groei hoger is dan de trendmatige groei.




Slide 12 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
      Reëel
        bbp

Slide 13 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Kenmerken van laagconjunctuur:
  1. Teruglopende effectieve vraag                 onderbesteding
Onderbesteding:
De bestedingen zijn te laag om alle productie-middelen volledig te benutten.



Slide 14 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Kenmerken van laagconjunctuur:
  1. Teruglopende effectieve vraag                 onderbesteding
  2. Dalende bezettingsgraad
Onderbesteding:
De bestedingen zijn te laag om alle productie-middelen volledig te benutten.



Bezettingsgraad:
De mate waarin de productiecapaciteit bezet wordt.





Slide 15 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Kenmerken van laagconjunctuur:
  1. Teruglopende effectieve vraag                 onderbesteding
  2. Dalende bezettingsgraad
  3. Conjuncturele werkloosheid
Onderbesteding:
De bestedingen zijn te laag om alle productie-middelen volledig te benutten.



Bezettingsgraad:
De mate waarin de productiecapaciteit bezet wordt.





Conjuncturele werkloosheid:
Werkloosheid die ontstaat door terugvallende bestedingen.




Slide 16 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Kenmerken van laagconjunctuur:
  1. Teruglopende effectieve vraag                 onderbesteding
  2. Dalende bezettingsgraad
  3. Conjuncturele werkloosheid
  4. Minder vraag naar kapitaal door gezinnen en bedrijven
                      dalende rente
Onderbesteding:
De bestedingen zijn te laag om alle productie-middelen volledig te benutten.



Bezettingsgraad:
De mate waarin de productiecapaciteit bezet wordt.





Conjuncturele werkloosheid:
Werkloosheid die ontstaat door terugvallende bestedingen.




Slide 17 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Kenmerken van hoogconjunctuur:
  1. Toenemende effectieve vraag                 overbesteding
Overbesteding:
De bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit.




Slide 18 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Kenmerken van hoogconjunctuur:
  1. Toenemende effectieve vraag                 overbesteding
  2. Bestedingsinflatie
Overbesteding:
De bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit.




Bestedingsinflatie:
Stijging van het prijspeil, veroorzaakt door overbesteding.






Slide 19 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Kenmerken van hoogconjunctuur:
  1. Toenemende effectieve vraag                 overbesteding
  2. Bestedingsinflatie
  3. Maximale bezettingsgraad
  4. Krappe arbeidsmarkt                loonstijgingen
Overbesteding:
De bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit.




Bestedingsinflatie:
Stijging van het prijspeil, veroorzaakt door overbesteding.






Krappe arbeidsmarkt:
De vraag naar arbeid > aanbod van arbeid.





Slide 20 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Kenmerken van hoogconjunctuur:
  1. Toenemende effectieve vraag                 overbesteding
  2. Bestedingsinflatie
  3. Maximale bezettingsgraad
  4. Krappe arbeidsmarkt                loonstijgingen
  5. Meer vraag naar kapitaal door gezinnen en bedrijven
                      stijgende rente
Overbesteding:
De bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit.




Bestedingsinflatie:
Stijging van het prijspeil, veroorzaakt door overbesteding.






Krappe arbeidsmarkt:
De vraag naar arbeid > aanbod van arbeid.





Slide 21 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Kenmerken van hoogconjunctuur:
  1. Toenemende effectieve vraag                 overbesteding
  2. Bestedingsinflatie
  3. Maximale bezettingsgraad
  4. Krappe arbeidsmarkt                loonstijgingen
  5. Meer vraag naar kapitaal door gezinnen en bedrijven
                      stijgende rente
Overbesteding:
De bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit.




Bestedingsinflatie:
Stijging van het prijspeil, veroorzaakt door overbesteding.






Krappe arbeidsmarkt:
De vraag naar arbeid > aanbod van arbeid.





Slide 22 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Als je werkt dan krijg je salaris en dat is vaak het belangrijkste deel
van je inkomen. Dit inkomen noemen we in de economie het 
nominale inkomen. Veranderingen in je nominale inkomen hebben
ook invloed op je koopkracht.
  

Nominaal inkomen:
Het inkomen dat je in euro’s verdient.


Slide 23 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Als je werkt dan krijg je salaris en is vaak het belangrijkste deel
van je inkomen. Dit inkomen noemen we in de economie het
nominale inkomen. Veranderingen in je nominale inkomen hebben
ook invloed op je koopkracht.
  

Koopkracht wordt ook wel het reële inkomen genoemd.

Nominaal inkomen:
Het inkomen dat je in euro’s verdient.


Reëel inkomen:
Het nominaal inkomen gecorrigeerd voor de verandering in het gemiddelde prijspeil (inflatie).


Slide 24 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur

Slide 25 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Voorbeeld
Stel dat Raul elke maand € 50 zakgeld krijgt van zijn ouders. Daarnaast werkt hij in het weekend en verdient hij € 200 per maand. In totaal heeft Raul dus een nominaal inkomen van € 250 per maand.
Een jaar later is zijn inkomen gelijk gebleven. De prijzen van dingen die Raul graag koopt, zoals kleding en bioscoopkaartjes, zijn in dat jaar tijd met 10% gestegen (= inflatie). Hoewel zijn nominaal inkomen hetzelfde blijft, kan hij met dat geld minder kopen. Zijn reële inkomen is dus gedaald, omdat de koopkracht van zijn € 250 is verminderd.
Raul kon vorig jaar voor zijn € 250 per maand bijvoorbeeld 5 bioscoopkaartjes van € 10 kopen, en nog steeds € 200 overhouden voor kleding. Door een prijsstijging kost een bioscoopkaartje nu € 11, dus voor 5 kaartjes betaalt hij € 55 in plaats van € 50. Hij heeft nu nog maar € 195 over voor andere uitgaven (= daling koopkracht).

Slide 26 - Slide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

F1. Conjunctuur
De prijzen van goederen en diensten die we willen kopen met 
onze beperkte middelen veranderen regelmatig.

Om deze veranderingen te kunnen vergelijken gebruik je 
indexcijfers als hulpmiddel. Indexcijfers geven een goed overzicht 
van de ontwikkeling van grootheden in de loop van de tijd.

Indexcijfer:
Een getal dat aangeeft hoeveel een bepaalde grootheid in een periode is veranderd ten opzichte van een afgesproken periode.



Slide 27 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Een indexcijfer bereken je als volgt:






                                              Voor het basisjaar gebruik je altijd het getal 100.

Slide 28 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Voorbeeld
De indexcijfers van de verandering van een inkomen in 2021 en 2023 zijn respectievelijk 125 en 170. De hoogte van het (nominale) inkomen in 2019 (= het basisjaar) is € 34.000.
De hoogte van het inkomen in 2021 en 2023 kun je dan als volgt berekenen.





Slide 29 - Slide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Voorbeeld
De indexcijfers van de verandering van een inkomen in 2021 en 2023 zijn respectievelijk 125 en 170. De hoogte van het (nominale) inkomen in 2019 (= het basisjaar) is € 34.000.
De hoogte van het inkomen in 2021 en 2023 kun je dan als volgt berekenen.

Omdat 2019 het basisjaar is, stel je € 34.000 op 100. 

In 2021 is het inkomen 125 / 100 x € 34.000 = € 42.500 

In 2023 is het inkomen 170 / 100 x € 34.000 = € 57.800 



Slide 30 - Slide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

F1. Conjunctuur
Prijsveranderingen worden gemeten met behulp van de 
consumentenprijsindex (CPI).

Met behulp van dit boodschappenmandje vol gemiddelde prijzen
bepaalt het CBS de omvang van de inflatie of deflatie.





CPI: 
De prijsverandering van goederen en diensten van Nederlandse huishoudens.

Hier een uitleg vanuit het CBS over hoe deze het CPI vaststelt:
https://www.cbs.nl/nl-nl/faq/specifiek/hoe-wordt-de-inflatie-gemeten-#:~:text=De%20ontwikkeling%20van%20consumentenprijzen%20(CPI,maand%2D%20als%20op%20jaarbasis%20weergegeven

Slide 31 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
De gevolgen van inflatie:
1. De koopkracht van de consument wordt aangetast. Ter herinnering……










Slide 32 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
De gevolgen van inflatie:
1. De koopkracht van de consument wordt aangetast. Ter herinnering……




2. Er vindt een verandering plaats van de verhouding schuldenaar en schuldeiser.
    Als je iemand geld uitleent en je krijgt dat terugbetaald dan kun je van dat geld
    minder goederen en diensten kopen.






Slide 33 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
3. Het heeft effect op de inkomensverdeling.
    Niet iedere medewerker wordt in dezelfde mate gecompenseerd voor de prijsstijgingen.

Slide 34 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
3. Het heeft effect op de inkomensverdeling.
    Niet iedere medewerker wordt in dezelfde mate gecompenseerd voor de prijsstijgingen.

4. Er vindt een verandering plaats van de internationale concurrentieverhouding.
    Als de inflatie in land A harder stijgt dan in land B, en als dit uiteindelijk effect heeft op 
    de verkoopprijzen van de exportproducten, dan is de kans aanwezig dat land A minder 
    kan exporteren omdat hun klanten producten kopen in het land dat relatief goedkoper is 
    geworden.

Slide 35 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

F1. Conjunctuur
Om de invloed van de economische ontwikkelingen en het beleid
van de overheid op de koopkracht te meten, worden er 
koopkrachtplaatjes gemaakt. Hier houdt men rekening met:
  • Wijzigingen in regel- en wetgeving;
  • De verwachte stijging van cao-lonen en uitkeringen;
  • Inflatie.

Als je bij een stijging van je inkomen niet let op de daling van je koopkracht door inflatie dan spreek je over geldillusie.

Geldillusie:
De neiging van mensen om over geld in nominale en niet in reële (voor inflatie gecorrigeerde) termen te denken.

Slide 36 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Voorbeeld geldillusie
Stel een medewerker krijgt de volgende keuze:
1. je krijgt  een salarisverhoging van 5% aan, terwijl de inflatie dat jaar 6% bedraagt.
2. je krijgt een salarisverhoging van 2%, maar de inflatie is slechts 1%. 

Keuze 2 is beter want hier stijgt je nominale loon minder, maar in reële termen heb je wel 1% meer koopkracht.

Veel mensen kiezen instinctief voor de hogere nominale loonstijging van 5%, omdat het bedrag op papier meer lijkt op te leveren, terwijl ze er in koopkracht op achteruitgaan. Dit komt omdat ze de inflatie onvoldoende meewegen en vooral naar het hogere percentage van 5% kijken.

Dit is geldillusie in actie.




Slide 37 - Slide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.