FH pres. 6-6-25

Lezen in context


Woordenschat opbouwen- 
hoe doe je dat? 


1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsBeroepsopleiding

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Lezen in context


Woordenschat opbouwen- 
hoe doe je dat? 


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Dit zet mij aan het denken

Wie herkent niet het volgende gedrag bij leerlingen?

Dit wordt natuurlijk niet alleen veroorzaakt door een slechte woordenschat!!!


Slide 6 - Slide

Hoe vergroot je de woordenschat?
Wie meer tijd besteedt aan het lezen thuis en op school, heeft de kans om meer woorden te lezen. Een uur lezen per dag betekent het innemen van 4 miljoen woorden per jaar. Dat is ruim 40 keer zoveel als een minuut lezen per dag. Het lezen van een grotere hoeveelheid woorden vergroot aanmerkelijk de kans om de woordenschat uit te breiden (Cunningham & Stanovich, 2001).


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Om die reden lezen we nu klassikaal een boek
- We lezen iedere les
Doel van deze lessenserie:
1.Begripsvorming
         • Ik kan het boek in kernzinnen samenvatten en laat zoveel mogelijk bijzaken weg
         • Ik kan uitleggen waarom een personage iets doet
2. Leesstrategieën
         • Ik kan tijdens het lezen voorspellen wat er gaat gebeuren.
        • Ik kan moeilijke woorden begrijpen door de context te gebruiken.
         • Dit doen we gezamenlijk. De leerlingen kunnen de moeilijke woorden + betekenis noteren
3. Inzicht in literaire aspecten- de onderdelen van een verhaal waar je op kunt letten om het beter te begrijpen of te bespreken.
    A. Thema
         • Waar gaat het verhaal écht over?
    B. Hoofdpersonen (personages)
         • Wie zijn de belangrijkste mensen in het verhaal?
         • Wat willen ze bereiken? Hoe veranderen ze?







Slide 9 - Slide

Iedere les probeer ik 1 van de gestelde doelen als speerpunt te nemen.

  • Ik kan moeilijke woorden door de context te gebruiken.
Dit gaan we even oefenen 
Neem je wisbordje voor je met een stift. 

Noteer de getallen 1 t/m 5 onder elkaar. 



Slide 10 - Slide

Noteer wat jij denkt dat de volgende woorden betekenen
  1. blitsel → 
  2. worgel → 
  3. klopstof → 
  4. dravelgebied → 
   5. ploffers → 

Goed om te weten. Deze teksten hebben te maken met natuur

Slide 11 - Slide

Noteer de betekenis opnieuw

Slide 12 - Slide

Wat heb je bedacht?

Slide 13 - Slide

Nu deden we dit even snel
In mijn lessen is dit verweven in het leesproces. 
Leerlingen noteren moeilijke woorden en maken een samenvatting (wwwww+h)
We bespreken dit op meerdere momenten tijdens de les




Slide 14 - Slide

Vraag: Stel je krijgt altijd lange teksten voor je neus waarvan je minstens 30 % niet snel genoeg kan lezen of begrijpt.  Wat doet dat met je?


De resultaten van Dia bewijzen dat dit veel meer voorkomt dan dat je misschien zou denken. We gaan er vaak vanuit dat ze woorden kennen. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide