PALLAS Les 3 Nominativus en Accusativus

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Grammatica Pallas les 3

• Je kunt uitleggen wat een persoonsvorm, naamval, onderwerp, lijdend voorwerp en naamwoordelijk deel van het gezegde zijn.
• Je kunt de functies benoemen van de nominativus en de accusativus.
  
• Je kunt de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp en naamwoordelijk deel van het gezegde vinden in een zin.
• Je kunt tekst 3A t/m regel 8 vertalen.

Welke functie hoort bij een nominativus? (denk aan Latijn!)

1. Persoonsvorm
2. Onderwerp
3. Lijdend voorwerp
4. Naamwoordelijk deel van het gezegde

Welke functie hoort bij een accusativus? (denk aan Latijn!)

1. Persoonsvorm
2. Onderwerp
3. Lijdend voorwerp
4. Naamwoordelijk deel van het gezegde

Naamvallen: Nominativus en Accusativus

Net als bij Latijn!

• Nominativus = onderwerp of als aanvulling bij het werkwoord 'zijn' (naamwoordelijk deel).
• Accusativus = lijdend voorwerp of na een voorzetsel.

Anders dan bij Latijn kun je bij Grieks de naamval van een woordje ook zien aan het lidwoord (de/het) dat erbij hoort, handig toch?!

Sleep de vorm naar de juiste naamval

nom ev

acc ev

nom mv

acc mv

αἱ μάχαι

τὰς μάχας

ἡ μάχη

τὴν μάχην

Sleep de vorm naar de juiste naamval

nom ev

acc ev

nom mv

acc mv

θεοί

θεούς

θεός

θεόν

ἡ θεά = nominativus ev = onderwerp ev

τὸν ἄνθρωπον = accusativus ev = lijdend voorwerp ev

οἱ ἄνθρωποι = nominativus mv = onderwerp mv

τὰς θεάς = accusativus mv = lijdend voorwerp mv

Wie roept wie?

Ὁ Οὐρανὸς τὴν Γαῖαν καλεῖ.

1. Ouranos roept Gaia.
2. Gaia roept Ouranos.

Wie roept wie?

Τὸν Κρόνον ἡ Γαῖα καλεῖ.

1. Kronos roept Gaia.
2. Gaia roept Kronos.

Wie roept wie? (alleen als een van de vorige zinnen fout)
Καλεῖ τὸν Κρόνον ὁ Οὐρανός.

1. Kronos roept Ouranos.
2. Ouranos roept Kronos.

Wie roept wie? (alleen als een van de vorige zinnen fout)
Ὁ Κρόνος καλεῖ τὸν Οὐρανὸν καὶ τὴν Γαῖαν.

1. Kronos roept Ouranos en Gaia
2. Ouranos roept Kronos en Gaia.
3. Kronos en Ouranos roepen Gaia
4. Ouranos en Gaia roepen Kronos.

Snap je hoe de nominativus en accusativus in het Grieks werken?

1. Ja, helemaal
2. Ja, het meeste wel
3. Nee, nog niet helemaal
4. Nee, ik snap er niks van

Begin met het vertalen van tekst 3A

Vul je vertaling per zin in bij de volgende vragen.

Houd de leerwoordjes op HB p. 19 erbij!

Ἡρακλῆς οὐκ ἔστιν ἄνθρωπος.

Θεοὶ οὐκ εἰσὶν ἄνθρωποι.

Ἡρακλῆς οὐκ ἔστι θεός.

Ἡρακλῆς ἐστιν ἥρως.

Ἡρακλῆς καὶ δοῦλός ἐστιν.

Τί ὁ Ἡρακλῆς δοῦλός ἐστιν;

Εὐρυσθεὺς δούλους ἔχει.

Δοῦλός ἐστι καὶ Ἡρακλῆς ὁ ἥρως!

Woordjes leren bij Grieks

• Herhaling! Begin met een paar woorden (max. 10) en ga hier iedere dag op door
  
• Spreek uit! (Zeker bij Grieks…)
  
• Schrijf op! (Woordkaartjes maken of in je schrift schrijven)
  
• Leer niet op volgorde!
  
• Maak ezelsbruggetjes!
  
• Vergelijk talen (ἐστιν (Gr) – est (La), φοβος (Gr) – fobie (NL))
  
• Laat je overhoren! (Met woordkaartjes, opschrijven zoals je het uitspreekt)

Huiswerk

• Leer de woorden van les 3A