Grammar Theme 3 2KGT

English 2KGT
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

English 2KGT

Slide 1 - Slide

Grammar: Woordvolgorde
  • Een zin is in het Engels, bijna altijd het zelfde: 
  1. Onderwerp (wie doet het)
  2. Alle werkwoorden achter elkaar (de acties) 
  3. Lijdend voorwerp (wie of wat wordt iets mee gedaan)
  4. PLAATS. 
  5. TIJD.

  • DUS PLAATS KOMT VOOR TIJD!!!!! (PVT)

Slide 2 - Slide

Grammar: Bijwoorden van Frequentie
  • Bijwoorden van frequentie zijn woorden die aangeven hoe vaak iets gebeurt. 
Vb. always, never, usually, often, sometimes, rarely, never

  • Bijwoorden van frequentie staan voor het werkwoord
Vb. I always get nervous before a concert.
Vb. I never feel relaxed before an important match.

  • Let op! Als je am / are / is / was / were ziet dan staat het bijwoord van frequentie achter het werkwoord 
Vb. I am often busy with my hobbies.
Vb. Louise was never nervous about going on stage.

Slide 3 - Slide

1. He _________ listens __________ to the radio.

2. They ___________ read ___________ a book.

3. Tom _________ is _________ very friendly. 

4. Pete _________ gets _________ angry. 

5. We _________ are _________ on time. 
Sleep het bijwoord op de juiste plek
often
sometimes
usually
never
always

Slide 4 - Drag question

I take sugar in my coffee. (sometimes)

Slide 5 - Open question

Ramon and Frank are hungry. (often)

Slide 6 - Open question

Walter helps his father in the kitchen. (usually)

Slide 7 - Open question

We were late for school. (never)

Slide 8 - Open question

I do my homework after school. (usually)

Slide 9 - Open question

Past Continuous
Je gebruikt de Past Continuous om aan te tonen dat iets een tijdje in het verleden is gebeurd. 
  • Vorm -      I/He/She/It was + ww+ing     was eating, was working, was doing                -     You/They/We were + ww+ing   were eating, were working
  • Signaalwoorden                  while, at that moment, when (toen), for a while
Voorbeeldzin: 
  • You were rowing to the shore.
  • Adil was doing his paper round

Slide 10 - Slide

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets in het verleden gebeurd en afgerond is. 
  • De vorm                1. ww + ed   --> walked, talked, visited
                                       2. 2e rijtje   -->  go – went, see – saw, do – did  
  • Signaalwoorden                  yesterday, last year, a week ago, in 1995

    Voorbeeldzin: 
  • I walked to school this morning. 
  • I talked to Martha yesterday. 
  • I visited New York a year ago.

Slide 11 - Slide





Past Simple
  • korte actie
  • een werkwoord (+ed)




Past Continuous
  • lange actie
  • twee werkwoorden
Je gebruikt de Past Continuous ook als in het verleden twee dingen tegelijkertijd gebeuren. De korte actie is dan de Past Simple en de lange actie is de Past Continuous
  • I was waiting for the bus, when it started to rain. 
  • They were playing basketball when I saw them. 

Slide 12 - Slide

Past Continuous
Vul de juiste vorm van de Past Continuos in.

Slide 13 - Slide

Julie _________ (sleep) at three o' clock

Slide 14 - Open question

You _________ (sleep) at 6am.

Slide 15 - Open question

Luke _________ (read) at two o'clock

Slide 16 - Open question

I __________ (prepare) dinner at six.

Slide 17 - Open question

We _______ (study) English yesterday at 4:00 pm

Slide 18 - Open question