Formuleren paragraaf 6. Trappen van vergelijking

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Bespreken huiswerk
Start paragraaf 6 Formuleren
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Bespreken huiswerk
Start paragraaf 6 Formuleren

Slide 1 - Slide

Bespreken huiswerk
Opdracht 5 op bladzijde 239.

Slide 2 - Slide

Waar zijn we?

Cursus 6: Formuleren
Paragraaf 6
'Trappen van vergelijking'
Blz. 240-241

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Ik kan de trappen van vergelijking gebruiken in combinatie met als en dan en het juiste persoonlijk voornaamwoord. 



Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Mijn opa is lief, mijn moeder is liever en mijn zusje is het liefst. 

Slide 6 - Slide

Trappen van vergelijking

Slide 7 - Slide

Het product dat stuk ging.

Slide 8 - Slide

Trappen van vergelijking 
Let op, eindigt een woord...
- op -r? -> dan bij de vergrotende trap -der
   raar - raarder, duur  - duurder, zuur - zuurder
- op -s? -> dan bij de overtreffende trap -t
   vers - verst, boos - boost
- op -st? -> dan bij overtreffende trap geen -st, maar meest
   juist - meest juist, bewust - meest bewust

Slide 9 - Slide

Trappen van vergelijking (6.6)
Uitzonderingen, een paar voorbeelden:
goed, beter, best                                   graag, liever, liefst
veel, meer, meest                                  weinig, minder, minst

... als mij of ... dan ik?
- Gebruik als na de stellende trap en dan na de vergrotende trap
- Maak de zin langer: Joep is net zo slim als hij (is)/als ik (ben)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Dus...
Is iets gelijk? 
Dan gebruiken we ALS 
Hij is net zo slim ALS ik. 

Is iets verschillend?
Dan gebruiken we DAN
Hij is slimmer DAN ik.

Slide 12 - Slide

Wat is de overtreffende trap van 'blond'?
A
blond
B
blonder
C
blondst
D
meest blond

Slide 13 - Quiz

Wat is de vergrotende trap van 'zuur'?
A
zuur
B
zuurer
C
zuurder
D
zuurst

Slide 14 - Quiz

Hij weet dat beter ... ik
A
als
B
dan

Slide 15 - Quiz

Wat is juist:
Karin is vijf keer sterker als/dan hij/hem.
A
als hij
B
als hem
C
dan hij
D
dan hem

Slide 16 - Quiz

Goed of fout? Leg uit.
  • Ik vind broccoli viezer als bloemkool.
  • Zij is liever als mij.
  • Het is stiller in de klas dan thuis. 
  • Porsche heeft grotere motoren als Tesla.
  • Mijn zusje is even groot dan ik.
  • Mijn vriendin werkt harder dan mij. 
  • Mijn broertje werkt beter als ik in de buurt ben. 

Slide 17 - Slide

Check leerdoelen
Ik kan de trappen van vergelijking gebruiken in combinatie met als en dan en het juiste persoonlijk voornaamwoord. 

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 6 op bladzijde 241. 
Let op: opdracht 5 hoeft niet! 


Slide 19 - Slide