(WEEK 21) To Be Going To & Will/Shall

Hi 2B1!
Today: The Future
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hi 2B1!
Today: The Future

Slide 1 - Slide




Vocabulary Unit 5 & 8

5.1 (&8.1) Adjectives & Adverbs

5.3 Comparisons

5.4 (&8.5) Present Simple & Continuous / Past Simple & Continuous / Present Perfect









Irregular Verbs list

5.5 Gerund (-ing)

5.6 (&8.4) Who / Which / That / X

8.3 Future (To be going to & Will/Shall)
Friday, June 11th (in 1,5 weeks)
What to learn:

Slide 2 - Slide

TO BE GOING TO
Je gebruikt een vorm van to be going to wanneer..

1. je iets van plan bent in de toekomst;
      I am going to watch a movie tonight.
2. je zeker weet dat iets zal gaan gebeuren.
      Look at those clouds! It is going to rain.


en er is bewijs voor!

Slide 3 - Slide

TO BE GOING TO
TO BE + going to + werkwoord
wanneer er als werkwoord "to walk" staat, gebruik dan alleen "walk" zonder "to".
dit neem je gewoon letterlijk zo over.
am, is of are

Slide 4 - Slide

TO BE GOING TO
She         is               going to                  eat           rice.
She         is    not    going to                  eat           rice.
Is           she             going to                  eat           rice?

Slide 5 - Slide

WILL & SHALL
Je gebruikt een vorm van will & shall  wanneer..

1. iets in de toekomst gaat gebeuren;
      It will be dark soon.
2. je iets spontaan besluit te gaan doen.
      Alright then, I will help you in a minute.


en er is GEEN bewijs voor!

Slide 6 - Slide

WILL & SHALL
Je gebruikt een vorm van will & shall  bij..

3. een veronderstelling, belofte, aanbod, verzoek en voorspelling.
   He will not be on time. He never is.

Slide 7 - Slide

WILL & SHALL
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
will + WW
She will help me.
shall + WW
I shall help her.
won't + WW
She won't help me.
shan't + WW
I shan't help her.
will + WW
Will she help me?
shall + WW
Shall I help her?

Slide 8 - Slide

WILL & SHALL
SHALL
Dit mag alleen bij I en we

Je mag het gebruiken bij een bevestigende of ontkennende zin, maar je moet het gebruiken in een vraagzin.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Go to
joinmyquiz.com

Slide 11 - Slide