redekundig ontleden meewerkend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

meewerkend voorwerp

hoe zat het ook alweer?

pv

zinsdelen

werkwoordelijk gezegde

onderwerp

lijdend voorwerp

wat is de pv in deze zin?
De fiets stond midden op straat geparkeerd.

1. fiets
2. stond
3. straat
4. geparkeerd

wat is het wg in deze zin?
De fiets stond midden op straat geparkeerd.

1. fiets
2. stond
3. geparkeerd
4. stond geparkeerd

wat is het onderwerp in deze zin?
De fiets stond midden op straat geparkeerd.

1. De fiets
2. fiets
3. op straat
4. straat

Zoek het lijdend voorwerp!
Shirley kocht zes rozen voor haar vriend voor Valentijnsdag.

1. rozen
2. zes rozen
3. haar vriend
4. Valentijnsdag

het meewerkend voorwerp

Zoek eerst pv, zinsdelen, wg, o en lv!

het meewerkend voorwerp

Zoek eerst pv, zinsdelen, wg, o en lv!

Maak de vraag:

aan/voor + wie/wat + wg + o + lv?

het meewerkend voorwerp

Zoek eerst pv, zinsdelen, wg, o en lv!

Maak de vraag:

aan/voor + wie/wat + wg + o + lv?

De koning gaf Esmee een bos bloemen.

Aan (voor) wie (wat) gaf de koning een bos bloemen?

het meewerkend voorwerp

Zoek eerst pv, zinsdelen, wg, o en lv!

Maak de vraag:

aan/voor + wie/wat + wg + o + lv?

De koning gaf Esmee een bos bloemen.

Aan (voor) wie (wat) gaf de koning een bos bloemen?

Het antwoord op deze vraag is het meewerkend voorwerp.

aan Esmee

Andere manier: de aan/voor-proef

• je kunt aan of voor toevoegen aan een zinsdeel
• je kunt aan of voor weglaten bij een zinsdeel

Ik gaf het boek aan Anna.

Ik gaf Anna het boek.

Bekijk de zin:

Shirley kocht zes rozen voor haar vriend voor Valentijnsdag.

Zoek het meewerkend voorwerp!
Shirley kocht zes rozen voor haar vriend voor Valentijnsdag.

1. zes rozen
2. voor haar vriend
3. haar vriend
4. voor Valentijnsdag

Bekijk de zin

De kleine jongen gaf de reus geen kans meer.

Zoek het meewerkend voorwerp.
De kleine jongen gaf de reus geen kans meer.

1. de kleine jongen
2. de reus
3. geen kans
4. er is geen meewerkend voorwerp

Bekijk de zin

Ik hou van de bloemen en planten aan mijn balkon.

zoek het lijdend voorwerp
Ik hou van de bloemen en planten aan mijn balkon.

1. mijn balkon
2. aan mijn balkon
3. van de bloemen en planten
4. er is geen meewerkend voorwerp

maak opdracht 5, 6, en 7 

hoofdstuk 4.4

Hoe vond je het gaan?

1. ik denk dat ik het helemaal begrijp.
2. ik vond het goed gaan, maar vind het wel moeilijk.
3. ik vind het moeilijk en heb meer oefening nodig
4. ik begrijp er nog niet zo veel van.