10.5 De organen voor vertering

10.5 De organen voor vertering
Thema 10 voeding en vertering
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

10.5 De organen voor vertering
Thema 10 voeding en vertering

Slide 1 - Slide

Wat is de functie van het verteringsstelsel?
A
Vertering van voedingsmiddelen en opname van voedingsstoffen.
B
Ademhaling en circulatie van bloed
C
Productie van hormonen
D
Regulatie van lichaamstemperatuur

Slide 2 - Quiz

Wat is de rol van bacteriën in de vertering?
A
Afbreken van voedsel in de darmen
B
Neutraliseren van schadelijke stoffen
C
Transporteren van voedsel naar organen
D
Opbouwen van voedingsstoffen

Slide 3 - Quiz

Hoe worden opgenomen stoffen in het lichaam verspreid?
A
Via de luchtwegen
B
Via het bloed
C
Via de spieren
D
Via de zenuwen

Slide 4 - Quiz

Wat is het doel van darmperistaltiek?
A
Voedsel mengen met verteringssappen.
B
Voedsel in de maag opslaan.
C
Voedsel in de mond kauwen.
D
Voedsel in de richting van de anus vervoeren.

Slide 5 - Quiz

Wat is darmperistaltiek?
A
Het samentrekken van de spieren in de darmen.
B
Het absorberen van voedingsstoffen in de darmen.
C
Het transporteren van voedsel naar de mond.
D
Het verteren van voedsel in de darmen.

Slide 6 - Quiz

Wat weten we al?

Slide 7 - Slide

Begrippen 10.4
  • Alvleesklier
  • Darmperistaltiek
  • Dunne darm
  • Lever
  • Maagsapklieren
  • Speekselklieren
  • Vertering
  • Verteringsklieren
  • Verteringssappen

Slide 8 - Slide

Leerdoelen 10.5
  • Je kunt de delen van het verteringsstelsel noemen met hun functies.
  • Je kent de functies van speeksel en maagsap.

Slide 9 - Slide

Mondholte
De vertering van voedsel begint in de mondholte.
Met je tanden en kiezen bijt je voedsel af en kauw je het in kleine stukjes.
In je mond vermeng je voedsel met speeksel, dit is een slijm.
Hierdoor kun je voedsel gemakkelijker doorslikken. 
Speeksel doodt ook bacteriën in voedsel.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Waar begint de vertering van voedsel?
A
Maag
B
Darmen
C
Mondholte
D
Slokdarm

Slide 12 - Quiz

Keelholte en slokdarm
  • Met je tong duw je het voedsel vanuit je mondholte naar je keelholte.
  • Als je voedsel achter in je mond komt, slik je vanzelf.
  • Tijdens het slikken sluit de huig de neusholte af
  • De huig ligt achter in de mond.
  • Tegelijk sluit het strotklepje de luchtpijp af,
  • Het voedsel kan dan alleen de slokdarm in.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat sluit de neusholte af tijdens het slikken?
A
Het strotklepje
B
De huig
C
De tong
D
De mond

Slide 15 - Quiz

Maag
  • Je maag bewaart voedsel en vermengt het met verteringssappen. De maagspieren kneden het voedsel en vermengen het met maagsap.
  • Maag bestaat onder andere uit water en maagzuur.
  • Maagzuur is erg zuur en doodt bijna alle bacteriën.
  • Stoffen in maagsap helpen bij de vertering van eiwitten.
  • Maagsap wordt gemaakt in de maagsapklieren.
  • Aan het eind van de maag zit een kringspier, de maagportier.
  • De maagportie laat telkens maar kleine hoeveelheden voedsel door.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat is de functie van maagzuur?
A
Maakt voedsel zachter.
B
Reguleert de bloedsuikerspiegel.
C
Helpt bij de vertering van koolhydraten.
D
Doodt bijna alle bacteriën.

Slide 18 - Quiz

Twaalfvingerige darm
  • De twaalfvingerige darm verbindt de maag met de dunne darm.
  • In de twaalfvingerige darm komt alvleessap bij het voedsel.
  • Alvleessap verteert eiwitten, koolhydraten en vetten.
  • In de twaalfvingerige darm komt ook gal bij het voedsel.
  • Gal wordt gemaakt in de lever. Vanuit de lever komt gal eerst in de galblaas
  • Gal helpt bij de vertering van vetten.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Wat verbindt de twaalfvingerige darm met de dunne darm?
A
Slokdarm
B
Dikke darm
C
Lever
D
Maag

Slide 21 - Quiz

Dunne darm
  • In de wand van de dunnen darm liggen darmsapklieren.
  • Deze verteringsklieren maken darmsap, deze maakt de vertering van eiwitten en koolhydraten af.
  • De dunne darm neemt water en voedingstoffen op.
  • De wand van de dunne darm heeft veel plooien, dit noemen we darmplooien. Hierop zitten allemaal uitstulpingen van de darmwand, deze noemen we darmvlokken.
  • Door de grote oppervlakte kan de dunne darm water en voedingsstoffen opnemen, het bloed vervoert de voedingsstoffen naar alle cellen.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Hoe noemen we de uitstulpingen van de darmwand?
A
Buikspieren
B
Darmvlokken
C
Maagzweren
D
Darmzakjes

Slide 24 - Quiz

Dikke darm
  • De voedselresten in de dikke darm bevatten nog veel water.
  • In de dikke darm wordt bijna al het water uit de voedselresten gehaald. De brij van voedselresten wordt daardoor ingedikt.
  • De ingedikte voedselresten gaan vanuit de dikke darm naar de endeldarm
  • De endeldarm wordt afgesloten door een kringspier, de anus
  • De endeldarm slaat voedselresten tijdelijk op, wanneer deze vol is, voel je dat je moet poepen.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Wat gebeurt er in de dikke darm met de voedselresten?
A
De voedselresten worden afgebroken tot voedingsstoffen.
B
Het water wordt toegevoegd aan de voedselresten.
C
Het water wordt bijna al het water uit de voedselresten gehaald.
D
De voedselresten worden gemengd met enzymen.

Slide 27 - Quiz

Begrippen 10.5
  • Anus
  • Dikke darm
  • Dunne darm
  • Endeldarm
  • Gal
  • Galblaas
  • Keelholte
  • Kiezen

  • Maag
  • Maagzuur
  • Mondholte
  • Slokdarm
  • Speeksel
  • Tanden
  • Tong
  • Twaalfvingerige darm 

Slide 28 - Slide

Ik kan nu
  • Je kunt de delen van het verteringsstelsel noemen met hun functies.
  • Je kent de functies van speeksel en maagsap.

Slide 29 - Slide

Aan het werk!
Maken opdrachten 10.5: 1 t/m 8
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 10.5
Veel goed? -> Maken Samenhang H10

 

timer
25:00

Slide 30 - Slide