VESA - Levensloop 4.8 t/m 4.13

Welkom
4 vwo ECONOMIE  ||  2025-2026
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom
4 vwo ECONOMIE  ||  2025-2026

Slide 1 - Slide

Programma
  • Vorige les
  • Leerdoelen
  • Theorie
  • Leerdoelen
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

Wat is het verschil tussen een aandeel en een obligatie

Slide 3 - Open question

Welk rendement hoort bij een aandeel en welke bij een obligatie?

Slide 4 - Open question

Welke 2 risico's houdt een belegger rekening mee?

Slide 5 - Open question

Opdracht 4.2
Negatief inkomen
  • Bijvoorbeeld negatieve rente op een spaarrekening of verlies bij een eigen bedrijf. 

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
  • De nominale reële waarde onderscheiden en hun verband uitleggen.
  • De invloed van inflatie op de reële waarde uitleggen.
  • Berekeningen maken met de inflatie, nominale en reële waarde van het vermogen.
  • De consumentenprijsindex (CPI) uitrekenen en interpreteren.

Slide 7 - Slide

Wat is inflatie?

Slide 8 - Open question

De reële waarde
Vermogen wordt reëel minder waar door inflatie.
Je kunt met je vermogen minder kopen. 
  • Koopkracht
  • Kan ook over je inkomen gaan --> daarom hogere looneisen.

Slide 9 - Slide

Op welke manier wil een belegger compensatie voor prijsstijgingen?

Slide 10 - Open question

Indexcijfers

Slide 11 - Slide

RIC = NIC : PIC (x 100)       
Nominaal inkomen cijfer (NIC) = De verandering van het bedrag in €'s.
Prijsindexcijfer (PIC) = De verandering van de prijs van het product / dienst.
Reëel inkomen cijfer (RIC) = De daadwerkelijke verandering, gecorrigeerd 
met de prijzen (=koopkracht).

Vb. Je inkomen stijgt met 5% (NIC). De inflatie is 2% (PIC).
Wat is je reële inkomensverandering (RIC) ?

RIC = NIC : PIC --> 105,0 : 102,0 x 100 = 102,94
Je reële inkomensverandering is 2,9%. Of anders gezegd, je koopkracht neemt met 2,9% toe.



Rekenen met indexcijfers
dit doen
we 
wel!  

Slide 12 - Slide

CPI... Hoe bereken je dat?
   weging x indexcijfer  
  totaal wegingsfactor
CPI

Slide 13 - Slide

RIC = NIC/PIC x 100
De nominale waarde van een vermogen stijgt met 3%. De inflatie is 2%. Bereken het reëel indexcijfer.
A
RIC = 103/102 x 100 = 100,98
B
RIC = 103/98 x 100 = 105,1
C
RIC = 102/103 x 100 = 99,03

Slide 14 - Quiz

Mijn salaris is gedaald van €2150 naar € 2000 per maand. De prijzen namelijk gemiddeld met 2% toe.
Wat is mijn RIC?
A
-5%
B
91,2
C
95
D
91,02

Slide 15 - Quiz

Bereken de consumentenprijsindex (CPI)


A
110,1
B
92,9
C
102,0
D
127,9

Slide 16 - Quiz

Leerdoelen
  • De nominale reële waarde onderscheiden en hun verband uitleggen.
  • De invloed van inflatie op de reële waarde uitleggen.
  • Berekeningen maken met de inflatie, nominale en reële waarde van het vermogen.
  • De consumentenprijsindex (CPI) uitrekenen en interpreteren.

Slide 17 - Slide

Aan het werk
Maken 4.8 t/m 4.13
Nakijken
  • Wat heb je goed gedaan?
  • Wat kun je beter doen?
Lees de tekst
  • Onderstrepen
  • Samenvatten

Slide 18 - Slide