Zinsdelen uitleg + H1

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* opdracht bevo
* uitleg grammatica
* Socrative
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:

timer
10:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* opdracht bevo
* uitleg grammatica
* Socrative
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:

timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Fabeldieren
Als je een nieuw dier gaat bedenken, dan moet je een groot deel van je fantasie gebruiken. Misschien is het een combinatie van dieren? Of bestaat het uit dieren die ooit al bedacht zijn. Zoals draken, zeemeerminnen enz. ​

Beschrijf net als Newt Scamander ​in woorden zo gedetailleerd mogelijk hoe jouw fabeldier eruit komt te zien. ​
timer
10:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Uitleg module grammatica zinsdelen
Elke week maak je een nulmeting over een bepaald onderdeel van grammatica zinsdelen. Hieruit blijkt hoe goed je dit onderdeel beheerst. Jouw score vul je in op een eigen overzicht in je schrift.
Op basis van deze score beslis je dan zelf welke keuzeopdrachten je maakt. Deze opdrachten wisselen per les.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Uitleg zinsdelen
Een zin kan je opdelen in zinsdelen. Er zijn twee manieren om te zien welke woorden samen een zinsdeel (groepje) vormen:
1. Vind de persoonsvorm. Probeer welke woorden je voor de pv kan zetten. Heb je nog steeds een goede zin? Dan zijn die woorden samen een zinsdeel. 
2. Hussel de zin. Kijk welke woorden naast elkaar blijven staan; die woorden zijn samen een zinsdeel.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De persoonsvorm (PV)

In elke zin staan werkwoorden.


Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of is/wordt.

Eén van de werkwoorden in de zin is de persoonsvorm (pv).


De persoonsvorm is dus altijd een werkwoord!

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm is een werkwoord die zich

vormt (aanpast) aan het onderwerp van de zin. 

Verandert het onderwerp, dan verandert de persoonsvorm mee.



Ik loop

Jij loopt

Wij lopen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je de pv?
Voorbeeld: Jij loopt naar school.

  1. Maak van de zin een vraag. Loop jij naar school?
  2. Zet de zin in een andere tijd. Jij liep naar school.
  3. Verander het getal van de zin. Wij lopen naar school.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Zinsdeelproef, hoe doe je dat?

Door een blessure kon ik een tijd niet sporten.


Stap 1: zoek de pv

Stap 2: zet voor en achter de pv zinsdeelstrepen


TIP: Alle woorden die VOOR de persoonsvorm staan, zijn één zinsdeel!


Stap 3: kijk welke woorden je samen voor de pv kunt zetten.

Stap 4: zet de zinsdeelstrepen!


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Nulmeting
Maak nu de nulmeting op 
Socrative.com
login - studenten login
roomname (of lokaalnaam): MEIJERCOMENIUS
naam: H1D <voor- en achternaam>


timer
15:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm?
A
Een zelfstandig naamwoord dat zich vormt aan het onderwerp van de zin.
B
Een bijvoeglijk naamwoord dat zich vormt aan het onderwerp van de zin.
C
Een werkwoord dat zich vormt aan het onderwerp van de zin.
D
Een lidwoord dat zich vormt aan het onderwerp van de zin.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Benoem de persoonsvorm in de volgende zin:

"Wat is de persoonsvorm in deze zin?"
A
wat
B
is
C
de persoonsvorm
D
in

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets wat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 16 - Poll

This item has no instructions

Ik kan de persoonsvorm in een zin herkennen en benoemen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 17 - Poll

This item has no instructions

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

This item has no instructions