2vd: les 7 §6 aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord

Hallo 2Vd
Pak je spullen alvast (leesboek) en Nieuw Nederlands + schrift. Ga zitten volgens het klassenschema.
timer
10:00
Wat gaan we doen vandaag?
  • 10 minuten lezen
  • Uitleg voornaamwoorden §6
  • zelfstandig werken
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hallo 2Vd
Pak je spullen alvast (leesboek) en Nieuw Nederlands + schrift. Ga zitten volgens het klassenschema.
timer
10:00
Wat gaan we doen vandaag?
  • 10 minuten lezen
  • Uitleg voornaamwoorden §6
  • zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Ik kan/weet

-  aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord herkennen.

Slide 2 - Slide

Zelf oefenen
Cursus 4 §4
Wat: Maak van  §4 opdracht 1 t/m 3 p. 96-97 
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek of internet.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met morfemen
Klaar?
lezen of ander huiswerk.
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord 
Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets aan. Bijvoorbeeld: Die rode mountainbike zou ik eerder kopen dan zo'n zwarte. 

Aanw. vnw.: deze, die, dit, dat, zulk(e), dergelijk(e), zelf, dezelfde, zo'n, hetzelfde. Leer deze woorden uit je hoofd.
 

Let op: woorden die een plaats of richting aangeven (bijv. 'daar') zijn geen aanwijzend voornaamwoord. 

Slide 4 - Slide

Welk woord is GEEN aanwijzend voornaamwoord?
A
zulke
B
hetzelfde
C
ergens
D
zo'n

Slide 5 - Quiz

Vragend voornaamwoord
Staat meestal aan het begin van een vraag of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag: 
Bijvoorbeeld: Naar welke film gaan jullie? 

Vr. vnw.: wie, wat, welk(e), wat voor (een). Leer deze woorden uit je hoofd.

Let op: woorden als waar, wanneer en hoe zijn geen vragende voornaamwoorden. 

Slide 6 - Slide

Noem de vier vragende voornaamwoorden

Slide 7 - Open question

Onbepaald voornaamwoord
Duidt een persoon of zaak aan, maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt. Het blijft een beetje vaag. 

Onbep. vnw.: niets, (zo)iets, alles, het, wat, iemand, niemand, iedereen, men, ene, (een) zekere, een of ander(e), ieder(e), elk(e), menig(e), menigeen.

Slide 8 - Slide

Welk onbep. vnw. past op de puntjes?
Weet ... wanneer de toets is?

Slide 9 - Open question

Onbepaald voornaamwoord
Drie lastige gevallen: 
1. Het woord je is onbepaald voornaamwoord als het men betekent; 
- In Nederland heb je mooi pech met die natte zomers
2. Het woordje wat is onbepaald voornaamwoord als het iets betekent; 
- Er is altijd wel wat te zien op Youtube.
3. Het woordje het is een onbepaald voornaamwoord als het tijd, weer of sfeer aangeeft. 
- Het regent, het is vakantie.

Slide 10 - Slide

Zelf oefenen
cursus 5 §6 en §2
Wat: Maak van  §6 opdracht 1 t/m 4 p. 216-217 en cursus 5 §2 opdr. 1 t/m 10.
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek of internet.
Tijd: 25 min.
Uitkomst: Geoefend met aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord en andere woordsoorten
Klaar?
Ander huiswerk of lezen.
timer
25:00
opdr 2
Opdracht 2 van §6 heeft een fout antwoord online. Kan je de fout vinden?

Slide 11 - Slide

Lesdoelen
Ik kan/weet

-  aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord herkennen.

Slide 12 - Slide

Fijne dag!
Ruim rustig je spullen op en blijf zitten tot de bel gaat

Slide 13 - Slide