6V Beco Res. 6.3

6.22.1
Hoeveel bedragen de standaarduren?
A
530
B
550
C
600
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

6.22.1
Hoeveel bedragen de standaarduren?
A
530
B
550
C
600

Slide 1 - Quiz

6.22.2
Hoeveel bedragen de begrote constante kosten
A
530 x 65
B
530 x 75
C
600 x 65
D
600 x 75

Slide 2 - Quiz

Rekenen met een opslagpercentage 

De constante kosten per product worden berekent als een percentage van de variabele kosten per product. 

Wordt toegepast als de begrote productie niet bekend is, maar wanneer de onderneming (op basis van ervaring) wel een goed beeld heeft van de normale samenstelling van de totale kosten. 




Slide 3 - Slide

Directe kosten
  • kosten  waarvan je precies kan weet voor welk product ze gemaakt zijn.

Indirecte kosten
  • kosten die niet direct toe te wijzen zijn aan een product

Slide 4 - Slide

homogene en heterogene productie
homogene productie

  • 1 product in grote hoeveelheden
  • alle kosten hebben te maken met dat product
  • kosten zijn directe kosten

Slide 5 - Slide

homogene en heterogene productie
heterogene productie

  • productie van verschillende producten
  • niet alle kosten zijn direct toe te wijzen aan een product
  • kosten zijn directe of indirect

Slide 6 - Slide

directe kosten
indirecte kosten
inkt
secretaresse
machineuur
afschrijving
verpakking
auto directeur

Slide 7 - Drag question

Met de primitieve opslagmethode...
A
deel je de indirecte kosten toe aan een product via 1 opslag
B
deel je de indirecte kosten toe aan een product via meerdere opslagmethoden

Slide 8 - Quiz

 primitieve opslagmethode

  1. Percentage van de inkoopwaarde = Totale indirecte kosten / totale directe kosten x 100 
  2. Percentage van de directe loonkosten = Totale indirecte kosten / directe loonkosten x 100
  3. Percentage van de totale directe kosten = Totale indirecte kosten / totaal van alle directe kosten x 100

Slide 9 - Slide

Kostprijs berekenen
  1. Kostprijs = directe kosten + (directe materiaalkosten x opslagpercentage)
  2.  Kostprijs = directe kosten + (directe loonkosten x opslagpercentage)
  3. Kostprijs = directe kosten + (directe totale kosten x opslagpercentage)

Slide 10 - Slide

Voorbeeld 
Bij € 600.000 variabele loonkosten zijn de constante kosten € 200.000. Volgens de administrateur is deze verhouding constant ofwel verhoyding variabele loonkosten is 3 staat tot 1. 

Dalen de variabele loonkosten naar € 300.000 dan zullen de constante evenredig dalen en uitkomen op € 100.000. 

Slide 11 - Slide

Voorbeeld 
200.000/600.000 = 33,3% 

€ 400 + € 900 + 33,3% x € 900 = € 1.600

Slide 12 - Slide

• Het totale directe materiaalverbruik is € 100.000.
• De totale directe loonkosten bedragen € 120.000.
• De totale indirecte kosten zijn € 60.000.
Bereken het opslagpercentage om de indirecte kosten te dekken als die worden uitgedrukt in een percentage van de directe materiaalkosten.

Slide 13 - Open question

In een product zit voor € 22 aan materiaal en € 27,50 aan loonkosten.

Bereken de kostprijs voor het bedrijf uit de vorige vraag waarbij je een opslagpercentage voor indirecte kosten hanteert uitgedrukt in een percentage van de totale directe materiaalkosten.

Slide 14 - Open question

Opslagpercentages 
Opslagpercentage constante kosten wordt in moeilijkere opgaven niet als percentage van de totale variabele kosten vastgesteld, maar op basis van een deel van de variabele kosten. 

Bijvoorbeeld: 1/3 deel van de constante kosten hangt samen met de variabele loonkosten en 2/3 met de variabele grondstofkosten. 

Slide 15 - Slide

De verfijnde opslagmethode
We hebben gezien dat bij de primitieve methode je een keus maakt hoe je de indirecte kosten verdeeld op basis van de meeste samenhang. Met bijvoorbeeld de inkoopwaarde of de loonkosten. Indien dit voor de verschillende producten die je verkoopt heel erg verschilt kun je ook voor de verfijnde methode kiezen. Je gaat dan ieder deel van de indirecte kosten verbinden met dat deel waar het de meeste samenhang me heeft. 

Slide 16 - Slide

De verfijnde opslagmethode
Bij de verfijnde opslagmethode deel je de kosten dus op en verdeel je die over de kosten waar ze samenhang mee hebben.
Bijvoorbeeld:
- een deel in samenhang met de IWO
- een deel in samenhang met de loonkosten
- een deel in samenhang met de totale directe kosten
- enzovoort

Slide 17 - Slide

denk aan BIC pennen, deze onderneming produceert pennen

Slide 18 - Slide

De formules

Slide 19 - Slide

rekenvoorbeeld

Slide 20 - Slide

de verfijnde methode
Je gebruikt bij de verfijnde methode dus meerdere percentages. Naast de drie genoemde mogelijkheden kun je hier zelf ook andere aan toe voegen. Bijvoorbeeld directe en indirecte verpakkingskosten. Als je de volgende regels maar opvolgt: 

Slide 21 - Slide

rekenvoorbeeld 2

Slide 22 - Slide

rekenvoorbeeld 2

Slide 23 - Slide

Stap 1: bereken de constante kosten door eerst de totale variabele grondstofkosten en de totale variabele loonkosten te bereken. 

Stap 2: de constante kosten zijn onafhankelijk van de productie. neem het berekende bedrag bij stap 1 over en tel hier de variabele kosten bij de begrote productie bij op. 

Slide 24 - Slide

Uit de tekst kunnen we afleiden dat 30% van de constante kosten samenhangt met de variabele grondstofkosten. 30% van € 16.000 constante kosten = € 4.800

Dit betekent dat bij € 7.000 variabele grondstofkosten er rekening gehouden moet worden met € 4.800 bijkomende constante kosten. In percentage komt dit neer op (€ 4.800/€ 7.000 x 100%) = 69% (afgerond) 

Slide 25 - Slide

Hw.
Opgaven 6.31 en 6.32

Slide 26 - Slide