Formatieve toets hst 7

Je hart bestaat uit meerdere soorten weefsels
A
Juist
B
Onjuist
1 / 27
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Je hart bestaat uit meerdere soorten weefsels
A
Juist
B
Onjuist

Slide 1 - Quiz

Al je cellen in het lichaam geven koolstofdioxide af bij het afbreken van stoffen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Het verteren van voedsel begint in de mondholte.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Een bij krijgt zuurstof binnen via zijn longen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

De nieren en het hart behoren tot hetzelfde organen-stelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

speekselklieren
mondholte
Slokdarm
lever
galblaas
Maag
12-vingerige darm
dunne darm
Dikke darm
Endeldarm
Alvleesklier

Slide 6 - Drag question


Met welk nummer wordt het orgaan aangegeven wat niet goed werkt als je diaree hebt. 
Noem ook de naam van het orgaan.
(klik op de afbeelding om in te zoomen)

Slide 7 - Open question


Welke twee hormonen regelen de bloedsuikerspiegel in een gezond lichaam.

Slide 8 - Open question


Roos heeft te horen gekregen dat ze diabetes heeft. Ze snapt nog niet helemaal wat er in haar lichaam niet goed gaat.
 Leg uit wat er normaal gebeurt in een gezond lichaam en wat er bij Roos nu niet goed werkt.

Slide 9 - Open question


Tigo zegt: Als je van een hoge brug gaat bungeejumpen maakt je lichaam een hormoon aan die glucagon omzet naar glucogeen.
Mads zegt: Het klopt je lichaam een hormoon aanmaakt als je gaat bungeejumpen dat hormoon heet adraline en wordt ook wel vlucht of vecht hormoon genoemd.

Wie heeft er gelijk?
A
Tigo
B
Mads
C
Tigo & Mads
D
Geen van beiden

Slide 10 - Quiz


Welke 2 stoffen zijn er nodig voor verbranding?

Slide 11 - Open question


De fietspaden lopen vaak net langs autowegen. Hier is de lucht minder schoon voor de fietsers. Fietsers kunnen daardoor allerlei kleine stofdeeltjes inademen. 
Wat zorgt ervoor dat de lucht die we inademen zo schoon mogelijk in onze longen terecht komt? 
A
Slijmcellen
B
Trilharen
C
Neusharen
D
Zowel A, B als C

Slide 12 - Quiz


Veel Nederlanders hebben last van astma. Astma is een aandoening waarbij de patiënten het vaker benauwd hebben dan gezonde mensen. 
Waarom heeft een astmapatiënt eerder last van stof en rokerige ruimtes dan iemand zonder astma? Leg je antwoord uit. 

Slide 13 - Open question


Welke manier van ademhalen wordt er in de afbeelding hiernaast weergegeven?
A
Buik-ademhaling
B
Borst-ademhaling
C
Buik en borst-ademhaling
D
Middenrif-ademhaling

Slide 14 - Quiz


Wanneer iemand een klaplong heeft kan hij of zij moeilijk ademhalen omdat de long is ingeklapt. 
Leg uit waarom iemand met een klaplong sneller moe is. 

Slide 15 - Open question


Lees het artikel hiernaast.
Leg uit wat er gebeurt bij een koolstofmonoxidevergiftiging.

Slide 16 - Open question


Welk of welke organen zorgen ervoor dat je je niet verlikt?
A
Huig
B
Strotklepje
C
Huig en strotklepje
D
Tong

Slide 17 - Quiz


In de afbeelding hieronder zie je een etiket van een voedingsmiddel. 
Welke energierijke stoffen zitten er in dit product? 
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vetten

Slide 18 - Quiz


Bart is een volwassen man die niet heel actief is. Hij is iets te dik voor zijn lengte en leeftijd. Om af te vallen gaat hij naar de diëtiste die hem adviseert wat hij het beste kan eten zodat hij op een gezonde manier afvalt. Welk advies geeft de diëtiste aan Bart zodat hij op een gezonde manier afvalt? Maak de zin af. 

Gezond eten met iedere dag iets uit de schijf van vijf, maar niet te veel…

A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vitamine

Slide 19 - Quiz


Yasmine heeft tijdens het wandelen haar kuitspier verrekt. Er worden twee beweringen gedaan over haar voeding die kunnen zorgen voor een spoedig herstel.

Bewering 1: Het eten van producten met voldoende vitamines zal ervoor zorgen ….dat haar kuitspier zich snel hersteld.
Bewering 2: Vooral het drinken van water zal helpen bij het herstel van haar kuitspier.
 
 Welke bewering is of welke beweringen zijn juist?

A
Bewering 1
B
Bewering 2
C
Bewering 1 & 2
D
Geen van beiden

Slide 20 - Quiz


Kinderen willen vaak zoete voedingsmiddelen eten en vergeten daarna nog wel eens hun tanden te poetsen. 
Wat gebeurd er als eerst in hun mond als ze dit doen? 
A
Er ontstaan cariës.
B
Zachte tandbeen lost op.
C
Het tandglazuur verdwijnt.
D
Het cholesterolgehalte neemt toe.

Slide 21 - Quiz


Wanneer je een handstand maakt en iets eet gaat je voedsel toch richting je maag. 
Welke beweging zorgt ervoor dat het voedsel naar je maag wordt vervoerd? 
A
Kneed-beweging
B
Slik-beweging
C
Peristaltische -beweging
D
Verterings-beweging

Slide 22 - Quiz


Een keer per week doet Daan de was voor zijn oudtante. Ze heeft vaak kleding met hardnekkige vlekken. Gelukkig is er een nieuw wasmiddel op de markt. Dit wasmiddel bevat nieuwe enzymen die bijdragen aan milieuvriendelijker wassen.  
In de grafiek hiernaast zie je de werking van deze enzymen.
 

Op welke temperatuur kan Daan de was van zijn oudtante het beste wassen? 
A
10 graden Celcius
B
22 graden Celcius
C
27 graden Celcius
D
42 graden Celsius

Slide 23 - Quiz


Welk van de onderstaande sappen is geen vertering sap? 
A
speeksel
B
gal
C
alvleeskliersap
D
darmsap

Slide 24 - Quiz


Marja zegt: De speekselklieren geven verteringssappen af die zetmeel en eiwitten verteren.
Ginny zegt: Het oppervlak van de wand van een deel van het darmkanaal is vergroot door darmplooien en darmvlokken.
Wie heeft gelijk?
A
Allebei
B
Marja
C
Ginny
D
geen van beiden

Slide 25 - Quiz


In de afbeelding hiernaast zie je het verteringsstelsel van dier B.
 
Welke uitspraak is juist?

A
Dier B is een vleeseter, want zijn verteringsstelsel is kort.
B
Dier B is een vleeseter, want zijn verteringsstelsel is lang.
C
Dier B is een planteneter, want zijn verteringsstelsel is kort.
D
Dier B is een planteneter, want zijn verteringsstelsel is lang.

Slide 26 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast. 
Wat kun je zeggen over het voedsel wat dit dier eet?
A
Is plantaardig, het dier heeft plooikiezen.
B
Is een vleeseter, het dier heeft hoektanden en knipkiezen.
C
Is een alleseter, het dier heeft knobbelkiezen.
D
Is een planteneter, het dier heeft knobbelkiezen en snijtanden.

Slide 27 - Quiz