Klare taal les 1 en 2: letters, woorden, zinnen

Klare taal (grammatica)
extra oefenen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Klare taal (grammatica)
extra oefenen

Slide 1 - Slide

Schrijf een letter

Slide 2 - Mind map

Schrijf een woord

Slide 3 - Mind map

Schrijf een zin

Slide 4 - Mind map

Schrijf een getal

Slide 5 - Mind map

Onderwerp en werkwoord
Elke zin heeft een onderwerp en een werkwoord
De zin begint met een onderwerp. Een onderwerp is een persoon, een dier of een ding. 

Na het onderwerp komt het werkwoord. Het werkwoord vertelt wat je doet. Het werkwoord kan ook veranderen. 

Slide 6 - Slide

Samen oefenen
Hij pakt een boek. 
Maril heeft een mooie pen. 
De hond krijgt een snoepje. 
De pen valt op de grond. 
De jongen heeft een blauwe broek. 
Zij pakt een banaan. 
Ik zie een fiets. 
Wat is het onderwerp in elke zin?
Wat is het werkwoord in elke zin?

Slide 7 - Slide

Wat is het werkwoord?
Yuri leest een boek.

Slide 8 - Open question

Wat is het werkwoord?
Vincent loopt naar school.

Slide 9 - Open question

Wat is het werkwoord?
Micha wast zijn handen.

Slide 10 - Open question

Wat is het onderwerp?
Katja vindt muziek leuk.

Slide 11 - Open question

Wat is het onderwerp?
Lisa houdt van voetbal.

Slide 12 - Open question

Wat is het onderwerp?
Tara speelt met de blokken.

Slide 13 - Open question

Fatima leert Nederlands.
... leert Nederlands.
A
Hij
B
Zij

Slide 14 - Quiz

Maria wil naar huis.
... wil naar huis.
A
Hij
B
Zij

Slide 15 - Quiz

Mohammed eet graag pizza.
... eet graag pizza.
A
Hij
B
Zij

Slide 16 - Quiz

Maak een zin.
wij - op vakantie - gaan

Slide 17 - Open question

Maak een zin.
ik - naar de kapper - moet

Slide 18 - Open question

Maak een zin.
televisie - ik - kijk

Slide 19 - Open question

Maak een zin.
op reis - wij - gaan

Slide 20 - Open question