Stijlfiguren

Poëzie
* Strofes
* rijmschema's
- aabb                                                 Opdracht:
- abab                                                 schrijf met ieder rijmschema
- abba                                                 1 strofe van tenminste 4 regels.
- abca
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Poëzie
* Strofes
* rijmschema's
- aabb                                                 Opdracht:
- abab                                                 schrijf met ieder rijmschema
- abba                                                 1 strofe van tenminste 4 regels.
- abca

Slide 1 - Slide

Doelen

  • Ik weet wat stijlfiguren zijn.
  • Ik kan stijlfiguren in een tekst herkennen en benoemen.

Slide 2 - Slide

Stijlfiguren
* repetitio
* opsommingen
* overdrijvingen en nuanceringen 

Slide 3 - Slide

Repetitio en opsomming
  • Repetitio is een opsomming waarbij een woord of delen van woorden steeds herhaald worden.
  • Opsomming: gewone opsomming en bijzondere opsomming 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

BIJZONDERE OPSOMMINGEN
drieslag: opsommingen in drieën, bestaande uit drie delen. 

Heerlijk, helder, Heineken
Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed
Ik haat jou echt met je walgelijke gedrag, je nare stem en je irritante kop.

climax: steeds sterker wordende serie
Het was een domper, een teleurstelling, een ramp.

anticlimax:
Hij heeft hij een groot huis, een dik horloge, een dure auto en… een lege bankrekening.





Slide 8 - Slide

J.H. Leopold
`O, als ik dood zal, dood zal zijn
kom dan en fluister, fluister iets liefs,
mijn bleke ogen zal ik opslaan
en ik zal niet verwonderd zijn.
En ik zal niet verwonderd zijn.' 

Slide 9 - Slide

"Ik kwam, ik zag, ik overwon." - Julius Caesar. Dit is een:
A
drielag
B
climax
C
omgekeerde climax
D
repetitio

Slide 10 - Quiz

Repetitio
Drieslag
Duidelijk, Eerlijk, Echt
Dag huis, dag tuin, dag schuur.

Slide 11 - Drag question

Tijdens het zomerkamp was het macaroni en nog eens macaroni wat we te eten kregen.
A
climax
B
repetitio
C
omgekeerde climax

Slide 12 - Quiz

Glimlachend stond hij op, grijnzend ontbeet hij, verliet toen luid lachend het huis om gierend op zijn werk te arriveren.
A
Climax
B
Anticlimax

Slide 13 - Quiz

'Je hebt de toets heel goed gemaakt, wel een beetje onder je niveau, en met een paar fouten, maar toch best oké, in ieder geval een krappe voldoende.'
A
Climax
B
Anticlimax

Slide 14 - Quiz

Een repetitio is een
A
schijnbare tegenspraak
B
herhaling
C
opsomming in drieën
D
opsomming die naar een hoogtepunt voert

Slide 15 - Quiz

Climax
Anti-Climax
Een stijlfiguur, waarbij in een opsomming de betekenissen in kracht afnemen.
Een stijlfiguur, waarbij in een opsomming de betekenissen in kracht toenemen.

Slide 16 - Drag question

Het was een groots cadeau, nou ja, een groot cadeau, nou ja, een aardig cadeautje
A
repetitio
B
climax
C
anticlimax

Slide 17 - Quiz

Overdrijvingen en nuanceringen

  • Eufemisme
  • Hyperbool
  • Understatement

Slide 18 - Slide

Eufemisme
  • verzacht de werkelijkheid
  • bij nare situaties
  • Bijvoorbeeld: Hij gaat creatief om met de waarheid.

Slide 19 - Slide

Hyperbool
  • overdrijving 
  • We hebben ons kapot gelachen.
  • Ik schaamde me dood.

Slide 20 - Slide

Understatement
  • Afzwakking: je zegt dat iets minder groot, mooi of belangrijk is dan dat het in werkelijkheid is.
  • Vaak: ironisch effect
  • Vb: Messi kan wel een aardig balletje trappen.                                                                                      

Slide 21 - Slide

Wat is een eufemisme?
timer
0:10
A
Een stijlfiguur om te overdrijven
B
Een stijlfiguur om iets te verbloemen (zachter maken)

Slide 22 - Quiz

hyperbool
hyperbool
understatement
eufemisme
understatement
eufemisme

Slide 23 - Drag question

Hyperbool
Drieslag
Eufemisme
Omgekeerde climax 
Understatement
Climax
honderd keer
Hij kwam, hij zag, hij overwon 
een volslank figuur
geen leren laarzen, geen boots, geen sneakers, maar pantoffels 
We moeten er nog wel wat aan doen
Goed, beter, uitmuntend 
Een zee van tijd 

Slide 24 - Drag question

Wat is een understatement?
A
Een beeldspraak waarbij je beeld gebruikt
B
Een stijlfiguur waarmee je bewust iets extra sterk uitdrukt
C
Een stijlfiguur waarmee je iets bewust minder sterk uitdrukt
D
Een stijlfiguur waarmee je meerdere dingen opsomt achter elkaar

Slide 25 - Quiz


Hij heeft een glaasje teveel op.
Hyperbool , eufemisme of understatement?
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 26 - Quiz

In welke zin staat een eufemisme?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter sterft van de honger.

Slide 27 - Quiz

Een schrijver gebruikt een understatement om ....
A
iets extra op te laten vallen.
B
iets minder erg te maken.
C
een grapje te maken.

Slide 28 - Quiz

hyperbool
understatement
eufemisme
iets aardiger / beleefder zeggen
afzwakken / iets minder (erg) laten lijken
overdrijven

Slide 29 - Drag question

Hyperbool of understatement?
A
Hyperbool: ik heb helemaal niets om aan te trekken!
B
Hyperbool: Ze was een tikje vermoeid na het lopen van de marathon,
C
Understatement: Ik heb helemaal niets om aan te trekken!
D
Understatement: ze was een tikje vermoeid na het lopen van de marathon.

Slide 30 - Quiz

Is dit een understatement of een overdrijving?
Sleep de zin naar het juiste vak.
understatement 
overdrijving
Ik moet rennen, want ik sta op knappen.

Slide 31 - Drag question