Past cont. past simpl. pres.perf


Welcome to English class
Leerjaar 3
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Welcome to English class
Leerjaar 3

Slide 1 - Slide

Plan for today
-Past Simple (korte herhaling)
-Past continuous
-Present Perfect
-Zelf oefenen
-Huiswerk
-Afsluiten
Doel: Je weet het verschil tussen de 3 tijden

Slide 2 - Slide

The past simple
-Wanneer gebruik je deze?



-Hoe wordt deze gevormd?

Slide 3 - Slide

Regular & Irregeular verbs?
Regular verbs (regelmatige werkwoorden)



Irregular verbs (Onregelmatige werkwoorden)

Slide 4 - Slide

The past simple
-Wanneer gebruik je deze?
De Past Simple gebruik je in het Engels om te praten over acties of situaties die in het verleden zijn begonnen en geëindigd.

-Hoe wordt deze gevormd?
Stam + ed

Slide 5 - Slide

Regular & Irregeular verbs?
Regular verbs (regelmatige werkwoorden)
Het werkwoord veranderd niet in het verleden
b.v. I walk = I walked

Irregular verbs (Onregelmatige werkwoorden)
Het werkwoord veranderd wel in het verleden
b.v. I swim - I swam

Slide 6 - Slide

De past continous

Slide 7 - Slide

Past continous
When gebruik je om een korte en een lange actie aan elkaar te linken:
Tim was doing his homework when Mum came home.
(de lange actie staat in de past continous continous, de korte actie is past simple simple)

Slide 8 - Slide

Past continuous
We maken de past continous op deze manier: 
was/were+ ing-vorm 
BV. I was eating an apple. 

Slide 9 - Slide

Past Continous
use
Events that took place in the past, but lasted some time. The duration of the event is important​
signal words
when, while
how?
was/were + verb+ing (He was playing...)

Slide 10 - Slide

Past continous
When/while zijn signaalwoorden van de past continous
While gebruik je om twee continous acties aan elkaar te linken die op hetzelfde moment gebeuren: 
'Tom and Mary were doing their homework while Mum was cooking the dinner.'



Slide 11 - Slide

Past continous
When gebruik je om een korte en een lange actie aan elkaar te linken:
Tim was doing his homework when Mum came home.
(de lange actie staat in de past continous continous, de korte actie is past simple simple)

Slide 12 - Slide

The past simple
-Wanneer gebruik je deze?
-Hoe wordt deze gevormd?

Slide 13 - Slide

The past simple
Je gebruikt de past simple als je wilt zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. Je gebruikt voor alle personen dezelfde vorm: het hele werkwoord + ed.

Talk - Talked
Play - Played
Work - Worked
Vaak is er in de zin ook sprake van een tijdsbepaling zoals: last year, when, yesterday.


Slide 14 - Slide

The present perfect
-Wanneer gebruik je deze?
-Hoe wordt deze gevormd?

Slide 15 - Slide

The present perfect
Je gebruikt de present perfect als iets in het verleden begonnen is en nog niet voorbij is. Ook gebruik je de present perfect als het resultaat nu nog merkbaar is. Hij wordt gevormd met have/has + voltooid deelwoord.


Vaak staat in de zin for, since, yet, never, ever of just.


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Van welke tense is er sprake bij de volgende zin?
We were watching televison.
A
Past simple
B
Past continous
C
Present perfect

Slide 18 - Quiz

Van welke tense is er sprake bij de volgende zin?
He scored a hattrick yesterday.
A
Past simple
B
Past continous
C
Present perfect

Slide 19 - Quiz

Van welke tense is er sprake bij de volgende zin?
We have had the same car for ten years.
A
Past simple
B
Past continous
C
Present perfect

Slide 20 - Quiz

Van welke tense is er sprake in de volgende zin?
My camera fell overboard.
A
Past simple
B
Past continous
C
Present perfect

Slide 21 - Quiz

Van welke tense is er sprake in de volgende zin? The discovery had caused great excitement
A
Past simple
B
Past continous
C
Present perfect

Slide 22 - Quiz

Van welke tense is er sprake in de volgende zin? While I was watching television, Mum was doing the dishes
A
Past simple
B
Past continous
C
Present perfect

Slide 23 - Quiz

Zelf aan de slag
Gebruik Grammar in je tekstboek op blz:

Onregelmatige werkwoorden lijst: blz 72 + 79 +85
Past simple: blz 70 + 77
Past continuous: blz 84
Present perfect:  blz 70 + 77

Slide 24 - Slide

Huiswerk
Schrijf op papier  een uitleg over de 3 tijden (in het NL) en maak voor elk 5 vragen om te oefenen voor een ander.
-Past Simple (korte herhaling)
-Past continous
-Present Perfect

Maak alle opdrachten af die je in de les hebt gekregen

Slide 25 - Slide

Plan for today
-Past Simple (korte herhaling)
-Past continuous
-Present Perfect
-Zelf oefenen
-Huiswerk
-Afsluiten
Doel: Je weet het verschil tussen de 3 tijden

Slide 26 - Slide

Huiswerk
Schrijf op papier  een uitleg over de 2 tijden (in het NL) en maak voor elk 3 vragen om te oefenen voor een ander.
-Past Simple (korte herhaling)
-Past continous

Maak alle opdrachten af die je in de les hebt gekregen

Slide 27 - Slide