Grafieken, tabellen en formules

Vandaag
  • LessonUp grafieken
  • Formules met haakjes, hoe doe je dat?
  • Aan het werk
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

Vandaag
  • LessonUp grafieken
  • Formules met haakjes, hoe doe je dat?
  • Aan het werk

Slide 1 - Slide

Grafieken, tabellen en formules

Slide 2 - Slide

Welke grafieken zijn lineair?
A
1, 2
B
2, 3, 4
C
1, 4
D
allemaal

Slide 3 - Quiz


Hoe noem je dit?
A
Tabel
B
Grafiek

Slide 4 - Quiz


Wat is goed?
A
In een assenstelsel kun je meerdere grafieken tekenen.
B
In een grafiek kun je meerdere assenstelsels tekenen.
C
In een assenstelsel kun je slechts 1 grafiek tekenen.
D
In een grafiek kun je slechts 1 assenstelsel tekenen.

Slide 5 - Quiz

Hoe noem je een figuur zoals hiernaast?
A
Diagram
B
Tabel
C
geen van tweeën
D
Grafiek

Slide 6 - Quiz

A: temperatuur = 10 - 3 x aantal uur
B: temperatuur = 10 - 2 x aantal uur
C: temperatuur = 15 - 3 x aantal uur
D: temperatuur = 18 - 2 x aantal uur

Welke 2 grafieken hebben hetzelfde startgetal?
A
A en B
B
B en C
C
C en D
D
D en A

Slide 7 - Quiz


Hoort deze tabel bij een lineaire grafiek?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz


Wat is hier het startgetal?
A
0
B
-3
C
3
D
15

Slide 9 - Quiz

Stel je wilt bij de volgende formule een tabel maken.
Op welke plek in je tabel zet je 'bedrag' en 'aantal'?
Bedrag=3+4×aantal
A
'Bedrag' bovenaan je tabel 'aantal' onderaan je tabel
B
'Aantal' bovenaan je tabel 'Bedrag' onderaan je tabel

Slide 10 - Quiz

Wat zie je hier?
A
lijngrafiek
B
tabel
C
puntgrafiek
D
lineaire grafiek

Slide 11 - Quiz


Bij welke tabel hoort een dalende grafiek?
A
A
B
B
C
C

Slide 12 - Quiz

Wat is het startgetal?
A
-2
B
-30
C
20
D
0

Slide 13 - Quiz

Wat is de toename?
A
1
B
-25
C
25
D
100

Slide 14 - Quiz

Welke formule hoort bij de tabel?
A
1
B
2
C
3

Slide 15 - Quiz

Welke formule heeft als startgetal 300?
A
Spaargeld = 230 + 3 x tijd
B
Spaargeld = 300 + 50 x tijd
C
Spaargeld = 1500 - 300 x tijd
D
Spaargeld = 100 + 300 x tijd

Slide 16 - Quiz

Welk getal in de formule is het hellingsgetal?

Aantal kopieën = 35 + 5 x minuten
A
35
B
5
C
Aantal kopieën
D
Minuten

Slide 17 - Quiz

 3.3 Formules met haakjes
vb:

1. Woord dat 'alleen' staat bij het = teken zet je achter de pijlen
2. Woord bij de bewerkingen staat voor de pijlen
3. De bewerkingen (+, -, x, : ) staan boven de pijlen.

formule
pijlenketting

Slide 18 - Slide

3.3 Formules met haakjes
1. Bereken wat tussen de haakjes staat
2. Vermenigvuldig (×) en deel (:)
3. Doe de plus (+) en min (-) sommen

3 x (5 + 6) = 
(3 - 2) x 4 =


Slide 19 - Slide

3-3 Formules met haakjes

Slide 20 - Slide

3.3 Formules met haakjes

Slide 21 - Slide

Aan de slag
Maken: 
3-3 Formules met haakjes

Klaar?
- 3-1 en 3-2 al af?
- Examenopdracht maken

Slide 22 - Slide