Present perfect

present perfect
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

present perfect

Slide 1 - Slide

present perfect perfect
Verleden tijden in het Engels:
* regelmatig: ww + ed
* onregelmatig: eigen vorm
De onregelmatige werkwoorden moet je uit je hoofd leren. In deze lessen vind je de meest voorkomende. 
have /has + voltooid deelwoord

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Present Perfect vs. Past Simple 
Past Simple                              Present Perfect 
  • Iets in het verleden              In het verleden begonnen en 
    en nu is afgerond                  nu gaat nog steeds door/ nu                                                      is nog niet afgelopen 
  • voorbeeld: 
    I worked hard last week.         I have been to England twice
    we saw a celebrity yesterday.        We have lived in this                                                                    house for 10 years.  
  • Yesterday/last week                since 2005/for/never/ ever
    last month/in 2010     

Slide 4 - Slide

Hoe maak ik de present perfect?

Slide 5 - Open question

Welke kernwoorden horen bij de Past Simple......

Slide 6 - Open question

Vormen van 'to have'
I _____________
You ____________
He/She/It ___________
We ______________
They ______________

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Present perfect:
I ...... (read)
A
I read
B
I have read

Slide 9 - Quiz

Present perfect:
You ..... (buy)
A
You have bought
B
You have buyed

Slide 10 - Quiz

I ----- ------- (to be/never) to NY.
A
have been never
B
never have been
C
never went
D
have never been

Slide 11 - Quiz

I ---------(not watch) Netflix yesterday.
A
Haven't watched
B
Have not watched
C
didn't watch
D
not watched

Slide 12 - Quiz

I ------ (break) the glass. Be careful with your steps.
A
broke
B
breaked
C
have broken
D
broken

Slide 13 - Quiz

I ......... (stay) home last week.
A
have stayed
B
stayed
C
have staied
D
staied

Slide 14 - Quiz

Wat is het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijknaamwoord?

Slide 15 - Open question

Welke uitzonderingen zijn er bij bijwoorden?

Slide 16 - Mind map

A respectful student. Respectful is
A
Bijwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quiz

He danced professionally. Professionally is een...

















A
Bijwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quiz

He did terribly during the test. Terribly is een
A
Bijwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Quiz

geef 2 zinnen in het Engels met een bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Open question

geef 2 zinnen met een bijwoord in het Engels

Slide 21 - Open question

Vertaal:
verassend en ondertiteling

Slide 22 - Open question

Vertaal:
duidelijk en publiek

Slide 23 - Open question

Vertaal:
opgewonden en oefenen

Slide 24 - Open question

Concert

Slide 25 - Mind map