Methodiek B-K1-W3 Week 17 Samenwerken met andere instanties bij Dak- en Thuislozen

Methodiek B-K1-W3 Week 17 Samenwerken met andere instanties bij dak- en thuislozen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
MethodiekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Methodiek B-K1-W3 Week 17 Samenwerken met andere instanties bij dak- en thuislozen

Slide 1 - Slide

Terugblik & Vooruitblik
Vorige les hebben we gewerkt aan de Opdracht Leefsituatie

Vandaag gaan we aan de slag met de Samenwerken met andere instanties bij Dak- en Thuislozen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

Slide 3 - Slide

Samenwerking met andere instanties
Jouw taak is hierbij vooral het coördineren van de samenwerking met andere instanties. 
Instanties waar je mee te maken hebt zijn:
  • politie;
  • geestelijke gezondheidszorg (ggz);
  • andere instellingen voor dak- en thuislozen (waar een cliënt in het verleden is geweest of waarmee jullie samenwerken);
  • de dagbesteding;
  • huisarts, tandarts;
  •  gemeente;
  •  reclassering;
  •  vrijwilligersorganisaties. 

Slide 4 - Slide

Samenwerking met andere instanties 2
  • Hoe de samenwerking er precies uitziet, verschilt sterk per instantie en ook per regio. 
  • In sommige regio’s is het gebruikelijk om bijvoorbeeld eens per maand een gezamenlijk overleg te voeren. 
  • Dit om ervoor te zorgen dat je elkaar goed weet te vinden en met elkaar kunt bedenken wat de beste manier is om cliënten te helpen. 
  • Er worden dan afspraken gemaakt over ieders taken en verantwoordlijkheden.

Slide 5 - Slide

Politie
  • De meeste dak- en thuislozen komen wel eens in aanraking met de politie. Dit kan zijn vanwege diefstal, reizen zonder geldig vervoersbewijs of bijvoorbeeld omdat ze ergens ‘rondhangen’ waar dat niet mag. Als begeleider van dak- en thuislozen kom je hierdoor ook regelmatig in contact met de politie.
  • Het kan ook voorkomen dat je zelf de hulp van de politie moet inschakelen. Bijvoorbeeld als een cliënt binnen de instelling voor problemen zorgt en agressief is of dreigt zichzelf of anderen iets aan te doen. Het kan dan nodig zijn om de politie te vragen om in te grijpen.

Slide 6 - Slide

Geestelijke gezondheidszorg
  • Dak- en thuislozen met psychische en/of psychiatrische problemen moeten hiervoor behandeld worden. Deze zorg wordt geboden door een instelling in de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Hier worden zij bijvoorbeeld behandeld door een psychiater, psychiatrisch verpleegkundige of gz-psycholoog. Zij onderzoeken de psychische klachten van de cliënt en kunnen eventueel een diagnose stellen. Vervolgens zullen ze een behandelplan opstellen. De behandeling kan bestaan uit het voorschrijven van een zinvolle dagbesteding, therapie en medicatie.

  • Als medewerker van een instelling voor dak- en thuislozen werk je vaak samen met een ggz-instelling. Je meldt een cliënt bijvoorbeeld bij de instelling aan en maakt (samen met de cliënt) afspraken over wanneer en hoe vaak de cliënt naar de gz-psycholoog gaat.
  • Het contact tussen de cliënt en de ggz is vertrouwelijk. Het is jou dus niet toegestaan om zonder toestemming van de cliënt informatie over hem door te gevan aan anderen. Toch zijn er situaties waarin het essentieel is dat er bepaalde informatie wordt gedeeld. In de praktijk gebeurt dit door bijvoorbeeld een groepsgesprek te voeren waarbij de cliënt, zijn begeleider en een medewerker van de ggz samen aanwezig zijn.

Slide 7 - Slide

Reclassering
Een deel van de dak- en thuislozen heeft in de gevangenis of in een huis van bewaring gezeten. Wanneer ze hier weer uitkomen, worden ze een tijd lang gevolgd door de reclassering. De reclassering houdt in de gaten of de ex-gedetineerde zich aan de afspraken houdt, bijvoorbeeld aan een gebiedsverbod.

Slide 8 - Slide

Vrijwilligersorganisaties
  • De meeste instellingen voor dak- en thuislozen werken samen met vrijwilligers. Taken die vrijwilligers vaak verrichten zijn:
  • samen koken met een cliënt;
  • de weekopening: een overdenking of bezinning;
  • cliënten met een busje vervoeren naar de dagbesteding;
  • de straat opgaan om maaltijden te verstrekken.
  • Vrijwilligers kunnen niet zomaar bij een instelling aan de slag. Ze moeten hiervoor eerst solliciteren. De meeste instellingen hebben regelmatig vacatures voor vrijwilligers. Een deel van de vrijwilligers is vroeger zelf dak- of thuisloos geweest. Ook zijn er veel vrijwilligers die vanuit een kerkelijke instelling hun bijdrage willen leveren aan de dak- en thuislozenopvang.

  • Als beroepskracht is het je taak om vrijwilligers te werven en te begeleiden bij hun taken. De begeleiding bestaat vooral uit het vooraf inschatten van de mogelijkheden van de vrijwilliger en deze afstemmen met de activiteit die de vrijwilliger gaat doen. Achteraf evalueer je met de vrijwiliger hoe de activiteit is verlopen. Het aantal vrijwilligers dat actief is binnen een dak- en thuislozenopvang verschilt per instelling. 

Slide 9 - Slide

Opdracht
Werk de onderstaande vragen uit. Alleen of in tweetallen.
  • Wat is het belang van samenwerking met betrokken instanties inzake wonen en huishouden?
  • Wanneer schakel je andere disciplines in bij de ondersteuning van de cliënt bij wonen en huishouden?
  • Hoe werk je samen met cliënt en betrokken instanties om er zorg voor te dragen dat benodigde materialen en middelen beschikbaar zijn 

Slide 10 - Slide

Maak in Thieme
Thieme Begeleider Specifieke Doelgroepen: 
Thema 5.16 Begeleiden van dak- en thuislozen Opdracht 7a

Slide 11 - Slide

Leerdoelen behaald?

Slide 12 - Slide

TIPS & TOPS

Slide 13 - Slide