müssen en sollen

müssen oder sollen?
- Je weet in welke situatie je müssen of sollen moet gebruiken

- Je kunt deze werkwoorden vervoegen

-  Je kunt müssen en sollen toepassen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

müssen oder sollen?
- Je weet in welke situatie je müssen of sollen moet gebruiken

- Je kunt deze werkwoorden vervoegen

-  Je kunt müssen en sollen toepassen

Slide 1 - Slide




Je gaat eerst kijken naar een filmpje zodat je  weet hoe het ook alweer zit met de werkwoorden müssen en sollen... 
Ga naar de volgende slide en klik op de link om het filmpje te bekijken.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Op de komende twee sites moet je het werkwoord 'sollen' gebruiken.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Op de volgende site moet je het werkwoord 'müssen' gebruiken.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

müssen of sollen
Je krijgt nu een aantal situaties  te zien waarin jij moet kiezen of je de vorm van müssen of de vorm van sollen moet gebruiken.
Schrijf de vorm over van het werkwoord dat jij denkt te moeten gebruiken in de desbetreffende situatie.....

Slide 8 - Slide

"Ihr müsst/ sollt jetzt Aufgabe 10 machen", sagt Frau Kuiper.

Slide 9 - Open question

Bei der Ampel musst/ sollst du anhalten.

Slide 10 - Open question

Ich weiß nicht was ich jetzt machen soll/ muss.

Slide 11 - Open question

Wo sind die Toiletten?
Ich muss/ soll mal.

Slide 12 - Open question

Der Arzt hat gesagt, dass Julian mehr Früchte essen ... ...
A
muss
B
sollt
C
soll
D
musst

Slide 13 - Quiz

Du ... ... jetzt gehen, sonst verpasst du den Zug (=trein).
A
müsst
B
sollst
C
sollt
D
musst

Slide 14 - Quiz