Mening argument conclusie

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Voorbeeld
Tegenstelling
Opsomming
Oorzaak-Gevolg
ten slotte
tegenover
neem nou
verder
om te beginnen
onder andere
daardoor
hoewel
denk aan
waardoor

Slide 2 - Drag question

Wat is een feit?
A
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Controleerbaar.
B
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Niet controleerbaar.
C
Iets wat iemand vindt. Je kan het ermee eens of oneens zijn.

Slide 3 - Quiz

Wat is een mening (standpunt)?
A
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee eens.
B
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee oneens.
C
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er eens of oneens mee zijn.
D
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er niets van zeggen.

Slide 4 - Quiz

Wat is jouw mening over de boete voor WhatsAppen op de fiets? Onderbouw je
mening met een argument.
timer
1:00

Slide 5 - Open question

Wat is de mening en wat het argument?
Omdat er in thee minder cafeïne zit, kan je dat beter drinken dan koffie.

Slide 6 - Open question

Welk signaalwoord kondigt een argument aan?
A
namelijk
B
omdat
C
dus
D
concluderend

Slide 7 - Quiz

Davey: 'Ik speel in het beste team!'
Dusan: 'Want wij hebben de beste verdedigers.'
A
Davey: mening Dusan: mening
B
Davey: argument Dusan: argument
C
Davey: mening Dusan: argument
D
Davey: argument Dusan: mening

Slide 8 - Quiz

Aan welk signaalwoord herkende je het vorige argument?

Slide 9 - Open question

CONCLUSIE

- Als alle argumenten (redenen) zijn gegeven, kan er een conclusie volgen.

- Korte herhaling van meningen en argumenten.

-Signaalwoorden: dus, concluderend, dat betekent...



Voorbeeld van een conclusie:

Het is dus goed dat jongeren kleedgeld krijgen, want dan leren zij met geld omgaan.

Slide 10 - Slide

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 11 - Slide

Wat is het onderwerp
van de tekst?
Gebruik voor je antwoord
één woord.

Slide 12 - Open question

Wat is de mening van Simon over het onderwerp?
Neem de zin over.

Slide 13 - Open question

Aan welk signaalwoord herken je zijn mening?

Slide 14 - Open question

Welk argument geeft hij voor zijn mening?

Slide 15 - Open question

Wordt er in deze tekst een conclusie getrokken?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 17 - Slide

Wat is de mening van de schrijfster over het onderwerp?

Slide 18 - Open question

Welk argument geeft zij voor haar mening?

Slide 19 - Open question

Noteer een signaalwoord voor een argument uit de tekst.

Slide 20 - Open question

Wordt er in deze tekst een conclusie getrokken?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 22 - Slide

Wat is het onderwerp
van de tekst?
Gebruik twee woorden voor het antwoord.

Slide 23 - Open question

Wat is de mening van de brievenschrijver over het onderwerp?

Slide 24 - Open question

Welke twee argumenten geeft hij voor zijn mening?

Slide 25 - Open question

Aan welke twee signaalwoorden kun je de argumenten herkennen?

Slide 26 - Open question