Oefentoets B&L 1.4b

Welke uitspraak over de jeugdjaren is juist?
A
De adolescentie komt voor de puberteit
B
De puberteit loopt van ongeveer 12 tot 18 jaar
C
De kindertijd eindigt als het kind de middelbare school verlaat
D
De laatste fase van de kindertijd noemen we prepuberteit
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
Lichamelijke opvoeding

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Welke uitspraak over de jeugdjaren is juist?
A
De adolescentie komt voor de puberteit
B
De puberteit loopt van ongeveer 12 tot 18 jaar
C
De kindertijd eindigt als het kind de middelbare school verlaat
D
De laatste fase van de kindertijd noemen we prepuberteit

Slide 1 - Quiz

Welk aspect van de cognitieve ontwikkeling wordt bedoeld als pubers niet goed in staat zijn te luisteren naar de mening van anderen en visies te delen?
A
Toename lange termijn geheugen
B
centraal stellen van eigen denkwereld
C
abstract en systematisch denken
D
zelfstandig denken

Slide 2 - Quiz

Welk aspect hoort bij de sociaal-affectieve ontwikkeling van pubers?
A
Losmaking van thuissituatie
B
Streven naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid
C
radicalisering
D
Latentiefase op seksueel gebied

Slide 3 - Quiz

Waar let je speciaal op bij het organiseren en begeleiden van sport- en bewegingsactiviteiten voor pubers?
A
Pubers zitten niet op inspraak over de inhoud van je training te wachten
B
betrek pubers niet bij je organisatie van je les of training
C
werk in vaste groepen
D
geef pubers verantwoordelijkheid

Slide 4 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
Het geloof in uniciteit en onkwetsbaarheid versterken de kans op bijvoorbeeld het ontstaan van verslavingen bij pubers
B
Bijna 60 procent van de jeugd tussen twaalf en achttien jaar komt in aanraking met de politie
C
Digitaal pesten is geen norm overtredend gedrag
D
Pubers zijn in staat om zichzelf te behoeden tegen experimenteergedrag

Slide 5 - Quiz

Wat is typisch pubergedrag?
A
Stemmingswisselingen, onzekerheid en liefdadigheid
B
zelfverzekerd, komt afspraken na en schelden
C
opstandig gedrag, egocentrisme en stemmingswisselingen
D
behulpzaam, minder open en sombere buien

Slide 6 - Quiz

Welke leeftijd hoort bij de prepuberteit?
A
De leeftijd van 8-10 jaar
B
de leeftijd van 8-12 jaar
C
de leeftijd van 9-10 jaar
D
de leeftijd van 9-12 jaar

Slide 7 - Quiz

Wat is een belangrijk kenmerk van de puberteit?
A
De geslachtelijke rijping
B
de toename van de zelfstandigheid
C
de ontwikkeling van het puberbrein
D
het ontwikkelen van een eigen mening

Slide 8 - Quiz

Wat is de oorzaak dat sommige pubers zich vaak eenzaam voelen?
A
Omdat een puber graag zelfstandig wil werken
B
omdat een puber zijn eigen denkwereld centraal stelt
C
Omdat een puber over onvoldoende sociale vaardigheden beschikt
D
omdat een puber nog niet in staat is duurzame relaties aan te gaan

Slide 9 - Quiz

Welke uitspraak is juist: De adolescent:
A
Let niet meer zo op persoonlijke eigenschappen bij het zoeken naar vriendschap
B
Wil niet alleen lid zijn, maar vooral ook opgaan in de peergroup
C
wil zich onderscheiden en zoekt originaliteit
D
gaat ver in zijn drang tot aanpassing aan de waarden en normen van de peergroup

Slide 10 - Quiz

Welke uitspraak is juist:?Tijdens de adolescentie:
A
Haken vooral jongens tijdens het 18de levensjaar af als sporter
B
haakt men zelden af als sporter
C
zijn de vijf bewegingseigenschappen optimaal trainbaar
D
gaan steeds meer jogneren sporten in competitieverband

Slide 11 - Quiz

Welke uitspraak over cognitieve ontwikkeling bij de adolescent is juist?
A
De adolescent krijgt interesse in nieuwe kennis en vaardigheden
B
de adolescent stelt zijn eigen denkwereld centraal
C
de adolescent leert keuzes maken
D
het kortetermijngeheugen neemt toe

Slide 12 - Quiz

Juist of onjuist?
Adolescenten hebben sterker het gevoel erbij te moeten horen dan pubers
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Welke vorm van denken is typerend voor een adolescent?
A
Abstract denken
B
Concreet denken
C
Imaginair denken
D
Norm overtredend denken

Slide 14 - Quiz

Welk kenmerk hoort tot de psychische volwassenheid?
A
Stemrecht hebben
B
Lichamelijk volgroeid zijn
C
Zonder teostemming kunnen trouwen
D
Verantwoordelijkheid kunnen dragen

Slide 15 - Quiz

Welk kenmerk komt overeen met de sociaal-affectieve ontwikkeling van de jongvolwassene?
A
Het sociale netwerk wordt kleiner
B
Het ontstaan van een vaste werkkring
C
De eerste levensevaluatie
D
Midlifecrisis

Slide 16 - Quiz

Welk kenmerk past bij de sociaal-affectieve ontwikkeling van de middelbare leeftijdsfase?
A
Tweede levensevaluatie
B
Lege nestsyndroom
C
midlifecrisis
D
ouderschap

Slide 17 - Quiz

Op welke leeftijd begint bij vrouwen de overgang?
A
Rond het 45ste levensjaar
B
rond het 40ste levensjaar
C
rond het 35ste levensjaar
D
Rond het 50ste levensjaar

Slide 18 - Quiz

Welk kenmerk komt overeen met de sociaal-affectieve ontwikkeling van vroege ouderdom?
A
Afname probleemdrinkers
B
Eerste levensevaluatie
C
Periode van relatieve rust
D
Lege nestsyndroom

Slide 19 - Quiz

Wie gaat een voldoende halen?
A
IK
B
IK NIET

Slide 20 - Quiz