Mijn proefles

1 / 10
next
Slide 1: Slide
wtBasisschoolGroep 7

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

inhoud
*wat is het lijdend voorwerp?
*hoe vind je het lijdend voorwerp?
*voorbeelden
*toepassing
*evaluatie

Slide 2 - Slide

wat is het lijdend voorwerp?
Het lijdend voorwerp of direct object is diegene op wie of datgene waarop de werking van het werkwoord (het werkwoordelijk gezegde) rechtstreeks betrekking heeft.

Ik koop een fiets’ ‘ondergaat’ een fiets direct de werking van het werkwoord kopen. Het is daarmee is fiets het lijdend voorwerp.


Slide 3 - Slide

hoe vind je het lijdend voorwerp?



1. noteer het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde.
2.stel dan de vraag, wat (soms: wie)+werkwoordelijk gezegde+ onderwerp? Het antwoord op die raag is het lijdend voorwerp.

Slide 4 - Slide

voorbeeld
ben jij zo laat nog huiswerk aan het maken?
wat (soms: wie)+werkwoordelijk gezegde+ onderwerp?
PV. ben
OW. jij
WG. ben aan het maken
LV. huiswerk






Slide 5 - Slide

voorbeeld
Onze judoleraar heeft een Facebookpagina aangemaakt voor onze club.
wat (soms: wie)+werkwoordelijk gezegde+ onderwerp?
PV. heeft
OW. onze judoleraar
WG. heeft aangemaakt
LV. een Facebookpagina 


Slide 6 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
Deze maand heeft Daniël zakgeldverhoging gekregen.
A
deze maand
B
heeft gekregen
C
zakgeldverhoging
D
Daniël

Slide 7 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
Die schoenen wilde ik ook kopen.
A
kopen
B
die schoenen
C
wilde
D
die schoenen wilde kopen

Slide 8 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
Mijn kat heeft een belletje aan zijn halsband.
A
mijn kat
B
aan zijn halsband
C
een belletje
D
belletje

Slide 9 - Quiz

evaluatie 

dus als je het lijdend voorwerp wilt vinden doe je:
wat (soms: wie)+werkwoordelijk gezegde+ onderwerp?

zijn er nog vragen?

Slide 10 - Slide