Semana 24

¿Qué vamos a hacer hoy?
Semana 24
  • Bienvenida - 10 min
  • Repaso
  • oefentoets
  • Estudiar
  • Quizlet- live

Aan het eind van deze les:
  • heb je kunnen oefenen voor de proefwerk

1 / 38
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

¿Qué vamos a hacer hoy?
Semana 24
  • Bienvenida - 10 min
  • Repaso
  • oefentoets
  • Estudiar
  • Quizlet- live

Aan het eind van deze les:
  • heb je kunnen oefenen voor de proefwerk

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

PW4
In de toetsweek




Slide 3 - Slide

PW4 - stof
Verbos regulares - regelmatige werkwoorden - nieuw
Vocabulario Presentarse - woordenschat om je voor te stellen (schrijfopdracht)
Adjetivos (lezen en schrijven) bijvoeglijke naamwoorden (mooi/ jong, etc) herkennen, betekenis weten en kunnen schrijven. Iemand kunnen beschrijven.
Bijvoorbeeld, Soy inteligente y muy simpática.
werkwoorden: hablar, escuchar, escribir, comer, cantar, vivir, tener, comprender

Woordenschat oefenen:
El instituto
Alle woordjes 












Slide 4 - Slide

Reglas: 
  • Stilte
  • Actief bezig zijn met de les 
  • Als er vragen zijn steek je hand 
  • 3 waarschuwing = uitgestuurd

Slide 5 - Slide

Portátiles cerrados

Slide 6 - Slide

Tema 3: La escuela / El instituto pg 63

Slide 7 - Slide

QUIZLET 
Oefen de voca via quizlet
H3 El instituto: Link
Alle woordjes: Link


Geen verbinding
Alle wifi vergeten en dan opnieuw verbinden 

Geen Laptop/baterij
Achterin in je boekje H3



timer
10:00

Slide 8 - Slide

Repaso

Slide 9 - Slide

Verbos regulares

Slide 10 - Slide

 Herhaling persoonlijke voornaamwoorden
Ik
yo
Jij
Hij / zij / u
él / ella / usted
Wij
nosotros (-as)
Jullie
vosotros (-as)
Zij mv / u mv 
ellos / ellas / ustedes
In het Spaans hoeft het persoonlijk vnw er niet bij te staan. Je kunt aan het werkwoord zien welke persoon bedoeld wordt.

Slide 11 - Slide

verbos regulares
yo
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
hablar
hablo
hablas
habla
hablamos
habláis
hablan
comer
como
comes
come
comemos
coméis
comen
vivir
vivo
vives
vive
vivimos
vivís
viven
praten
eten
wonen/leven
Leerdoel: werkwoorden

Slide 12 - Slide

Maria _____ (hablar) español
Stap 1 = ? 
Stap 2= ?
Stap 3 =? 
Stap 4 = ?

timer
1:00
De stappen: 

Slide 13 - Slide

Stappenplan
werkwoorden vervoegen

1. Haal -ar, -er of -ir van het werkwoord af, nu heb je de stam.
2. Wat is het onderwerp van de zin (yo, tú, él ...).
3. Bekijk wat de juiste uitgang is die bij dit onderwerp hoort. (kijk goed bij AR, ER of IR)
4. Plak de uitgang aan de stam.

Voorbeeld: Ella ______ (vivir) en una casa muy grande. 
1. Het is een ir werkwoord, de stam is viv
2. Het onderwerp in de zin is: Ella (zij)
3. Als je kijkt in het schema bij de ir werkwoorden staat er bij ella > e
4. viv + e = vive                        Het juiste antwoord is: Ella vive en una casa muy grande.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Thema 1. Presentarse

Slide 17 - Slide

¡Presentar y saludar!


Slide 18 - Slide

LOS ADJETIVOS

Slide 19 - Slide

El adjetivo 
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Slide

Los adjetivos
Los Adjetivos
Nederlands
Spaans
singular
masc
een knappe man
un hombre guapo
singular
fem
een knappe vrouw
una mujer guapa
plural
masc
twee knappe mannen
dos hombres guapos
plural
fem
twee knappe vrouwen
dos mujeres guapas

Slide 21 - Slide

Bijvoeglijke naamwoord.

Alle overige bijvoeglijke naamwoorden die GEEN hoeveelheid aangeven komen achter het zelfst nw. 
Las casas bonitas.
De grote huizen 
las playas grandes.
De grote stranden. 

Slide 22 - Slide

Bijv nw: Volgorde in de zin
In Nederlands: 
Staat de bijv nm voor de z.n. 
De rode fiets. 
MAAR in het Spaans is het net omgekeerd
De bijv nm komt NA de z.n
El libro rojo




El pelo castaño.
De bruine haar. 
Los ojos azules
De blauwe ojen. 
La chica simpática
Het leuke meisje
Los zapatos rojos
De rode schoenen
La ciudad bonita
De mooie stad 


Het goede boek - El libro bueno
De goede boeken - Los libros buenos

Slide 23 - Slide

Mannelijke vorm
Vrouwelijke vorm
alto
alta
bajo
baja
inteligente
inteligente
azul-
azul-
voor het meervoud voeg een + s toe...
Casa -> Casas
of + es als het woord eindigt met een medeklinker
azul -> azules 

Slide 24 - Slide

Adjetivos - ¡A trabajar!

Slide 25 - Slide

SER
zijn
TENER
hebben 
LLEVAR
dragen 
Yo
soy 
tengo
llevo 
eres
tienes
llevas
Él/ ella/usted
es
tiene
lleva
Nosotros
somos
tenemos
llevamos
Vosotros
sois 
tenéis
lleváis 
Ellos/ellas/ustedes
son
tienen
llevan 
Herhaling

Slide 26 - Slide

La descripción física

Slide 27 - Slide

La descripción física

Slide 28 - Slide

VERBOS

Slide 30 - Slide

Verbuga

Slide 31 - Slide

VERBO GUSTAR
---VERBO GUSTAR---

Slide 32 - Slide

Wanneer gebruik je GUSTAR?
GUSTAR

Slide 33 - Slide

Gustar

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link

Oefentoets 
timer
20:00

Slide 36 - Slide

Estudiar en silencio= Leren in stilte
Verbos regulares - regelmatige werkwoorden - nieuw
Vocabulario Presentarse - woordenschat om je voor te stellen (schrijfopdracht)
Adjetivos (lezen en schrijven) bijvoeglijke naamwoorden (mooi/ jong, etc) herkennen, betekenis weten en kunnen schrijven. Iemand kunnen beschrijven.
Bijvoorbeeld, Soy inteligente y muy simpática.
werkwoorden: hablar, escuchar, escribir, comer, cantar, vivir, tener, gustar, comprender

Woordenschat oefenen:
El instituto
Alle woordjes 












Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide