paragraaf 4

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

1. Waarom was er in 1980 stadsvernieuwing nodig in de grote steden van Nederland?

2. Deze stadsvernieuwing was een reactie op de suburbanisatie naar groeikernen (§3.3). Wanneer was er sprake van suburbanisatie en waarom waren er groeikernen?

3. Stadvernieuwing werd gedaan door middel van renovatie en sanering. Wat houdt dit in?

4. De bevolkingssamenstelling bleef na de stadsvernieuwing hetzelfde. Waarom was dit een tegenvaller?

5. De stadvernieuwing was niet goed genoeg. Men ging vanaf 1990 in de grote steden over op herstructurering. Wat bracht herstructurering wel wat stadsvernieuwing niet bracht?

6. Bij stadsvernieuwing was er sprake van het opknappen van de woning voorraad, bij herstructurering werd ook in de aard van de woningvoorraad en daarmee de bevolkingssamenstelling, ingegrepen. Wat veranderde aan de woningvoorraad en welke gevolgen had dit voor de bevolkingssamenstelling?

7. Door herstructurering kwamen er rijkere mensen in de stad te wonen. Hierdoor was er meer koopkracht in de stad en kwamen er meer en luxere voorzieningen. Hoe heet dit proces?

8. Er is in Nederlandse grote steden minder sprake van segregatie naar inkomen en meer segregatie naar etniciteit. Wat wordt er met deze zin bedoeld?

9. Waarom wonen niet-westerse allochtonen vaak in dezelfde wijk(en)?