Werkwoorden en werkwoordsvormen

                                       Klas 1C


Kom binnen, ga zitten en ga lezen in je leesboek. 
timer
15:00
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

                                       Klas 1C


Kom binnen, ga zitten en ga lezen in je leesboek. 
timer
15:00

Slide 1 - Slide

                                            Klas 1B


Kom binnen, ga zitten en ga lezen in je leesboek. 
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

Taalverzorging: 
Werkwoorden en werkwoordsvormen


Pak je laptop! 

Slide 3 - Slide

Wat gaan we deze les leren?

  • Werkwoorden herkennen

  • Verschillende werkwoordsvormen herkennen in een zin

Slide 4 - Slide

Werkwoorden

Slide 5 - Mind map

Werkwoorden
Werkwoorden komen in elke zin voor. 
Werkwoorden maken duidelijk wat er gebeurt of wat iemand doet.

Voorbeeld
Bas eet een heerlijke pizza.

Slide 6 - Slide

Wat is het werkwoord in de volgende zin:
De politie geeft de fietser een boete.

Slide 7 - Open question

Wat is het werkwoord in de volgende zin:
In de dierentuin verzorgt elke dierenverzorger zijn eigen dieren.

Slide 8 - Open question

Wat is het werkwoord in de volgende zin:
Tijdens de vakantie ontmoette Daphne een leuke vriendin.

Slide 9 - Open question

Wat is het werkwoord in de volgende zin:
Onze poes vecht altijd met de rode kater van de buren.

Slide 10 - Open question

Werkwoordsvormen
Persoonsvorm
Karin luistert naar haar favoriete muziek.
Hele werkwoord (infinitief)
Karin wil naar haar favoriete muziek luisteren.
Voltooid deelwoord
Karin heeft naar haar favoriete muziek geluisterd.

Slide 11 - Slide

Persoonsvorm
Herkennen: tijd veranderen.

1 werkwoord in de zin = persoonsvorm

Slide 12 - Slide

Heel werkwoord

Werkwoordsvorm die in het woordenboek staat.

Slide 13 - Slide

Voltooid deelwoord
Begint meestal met ge-, be-, ver- of -ont.
Staat nooit alleen in een zin.
Is gekoppeld aan persoonsvorm van hebben, worden of zijn.

Slide 14 - Slide

Aan de slag: 
Maken opdracht 1 t/m 11 vanaf pagina 95
We werken 10 minuten in ZS, daarna ZS. 
Klaar? 
Verder lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 15 - Slide