Oefenen zinsdeelstreepjes zetten / En woordsoorten ZN en LW

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Zinsontleding

Bij zinsontleding verdeel je de zin in stukjes.

Deze stukjes heten zinsdelen.

We gaan dit jaar leren hoe de zinsdelen heten.

Zinsdelen

Je bouwt met stukjes informatie een zijn. Een zin die steeds langer wordt. Je noemt deze stukjes zinsdelen.

Een zinsdeel kan uit een woord bestaan. Vaak telt een zinsdeel meerdere woorden. 

Lesdoelen

• Je kunt zinnen verdelen in zinsdelen.
• Je kunt het volgende zinsdeel benoemen: persoonsvorm

Zinsdelen (2)

• Vervang het vraagwoord door een antwoord.

• Alle werkwoorden zijn zinsdelen.

• Alles dat voor de persoonsvorm kan staan, is een zinsdeel.

Voorbeeld:

Wie (Kees) | heeft | een cadeau | voor Carolien | gekocht?

Zinsdelen (1)

• Alles dat voor de persoonsvorm staat, is een zinsdeel.

• Alle werkwoorden zijn zinsdelen.

• Alles dat voor de persoonsvorm kan staan, is een zinsdeel.

Voorbeeld:

De timmerman | had | zijn gereedschap | laten | liggen.

doel van de les

Ik kan een zin verdelen in zinsdelen

Ik kan zinnen maken door zinsdelen toe te voegen