This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
This is a test of theme 4
(which doesn't count to your grade)
Slide 1 - Slide
Listen to the fragment by clicking on play and drag the sentences to "true" or "false"
true
false
The competition is known for being the longest kayak
and canoe race in Canada.
Amy and Ed were part of a team of six people.
Competitors had to bring alon their own food.
Amy and Ed spent all of their free time kayaking.
The kayak race is quite like a survival competition.
Amy thought the day after the break was the hardest day.
By taking part in the race Amy and Ed won 2000 pounds.
Slide 2 - Drag question
Vul de missende woorden in in de dialoog. (schrijf het zo op: 1. >>> 2. >>> etc.) Je kunt op de tekst klikken om te vergroten. Kies woorden uit de tabel.
Slide 3 - Open question
Vocabulary:
Drag the yellow words to the green words!
veranderen
aanstaande
opwekken
schudden
grind
prestige
niche
prestatie
shift
arouse
jiggle
aanzien
gravel
accomplishment
specialiteit
upcoming
Slide 4 - Drag question
Zet de woorden in de juiste volgorde en vertaal de zin naar het Nederlands. In elke zin zit 1 woord dat je niet nodig hebt.
we – too many – near – the match – 've – before – the visitors – taken –the end – won – as – risks
Slide 5 - Open question
Zet de woorden in de juiste volgorde en vertaal de zin naar het Nederlands. In elke zin zit 1 woord dat je niet nodig hebt.
four o'clock – from – have – classes – to – my sisters – nine – train -always
Slide 6 - Open question
Zet de woorden in de juiste volgorde en vertaal de zin naar het Nederlands. In elke zin zit 1 woord dat je niet nodig hebt.
will – the talent show – 're going – The winner takes it all – we – to – at – next week – sing
Slide 7 - Open question
Je raakt in gesprek met een klasgenoot en ze vraagt wat je meestal op zondag doet. Je vertelt dat je meestal naar de bioscoop gaat.
Slide 8 - Open question
Je hebt net een wedstrijd gespeeld en gewonnen. Als reden voor jullie overwinning geef je aan dat jullie vaak met elkaar geoefend hebben.
Slide 9 - Open question
Je hoort geluid uit de andere kamer, waar voetbal wordt gekeken. Je stormt binnen om te vragen wat er gebeurt is, en of Jones weer een penalty heeft gemist.
Slide 10 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik de present perfect.
Where _______________ (you be) all this time?
A
have you been
B
did you be
C
have you beed
D
were you
Slide 11 - Quiz
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik de present perfect.
They ________ (not give) us a good explanation yet.
A
has not given
B
have not given
C
have not gived
D
did not give
Slide 12 - Quiz
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik de present perfect.
She feels relieved because she _________ (find) a job.
A
found
B
have found
C
has finded
D
has found
Slide 13 - Quiz
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik de present perfect.
I __________ (keep) this a secret for a long time.
A
kept
B
have keeped
C
have kept
D
has kept
Slide 14 - Quiz
Vul het juiste werkwoord in: present perfect of past simple?
This experience _____________________ (teach) me to be patient.
Slide 15 - Open question
Vul het juiste werkwoord in: present perfect of past simple?