Thema 7 Ecologie en milieu B2 Populaties

B2 Populaties
Leerdoelen:
- Je kunt binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van cooperatie onderscheiden
- Je kunt de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven

Begrippen voor begrippenlijst staan in Magister.me

1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

B2 Populaties
Leerdoelen:
- Je kunt binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van cooperatie onderscheiden
- Je kunt de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven

Begrippen voor begrippenlijst staan in Magister.me

Slide 1 - Slide

Definitie populatie
Een verzameling individuen van één soort in een bepaald gebied die met elkaar kunnen voortplanten
Relaties tussen soortgenoten gaan altijd om voedsel en/of voortplanting. Hierbij kan samengewerkt worden (coöperatie) of zijn de individuen concurrenten

Een territorium is zorgen voor een gebied met voedsel en plek om voort te planten.

Slide 2 - Slide

Relaties

Slide 3 - Slide

Concurrentie
Competitie, strijd
Bij sterke concurrentie grote selectiedruk. De best aangepaste aan het milieu hebben dus grootste overlevingskans.

Gevolg: kleinere genetische variatie 
Voorbeeld: cheetah's in Afrika

Slide 4 - Slide

Coöperatie
  • voortplanting, 
denk aan balts, zó worden soortgenoten herkend. 

  • voedsel zoeken, 
bijvoorbeeld bij leeuwen, waar in groepen gejaagd wordt.

  • verdedigen tegen predatoren, 
bijvoorbeeld bij een school vissen

Slide 5 - Slide

Symbiose
Langdurig samenleven heet symbiose.
3 soorten symbiose:
  • Mutualisme --> beide soorten voordeel
  • Commensalisme --> een voordeel de ander geen nadeel
  • Parasitisme --> een vorodeel de ander nadeel

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Slide 8 - Link

Dynamiek van een populatie

Slide 9 - Slide

          Biologische evenwicht (biomassa)

Slide 10 - Slide

Dichtheidsafhankelijke factoren
  • voedselrelaties (zoals pradator-prooi)
  • parasitisme
  • ziekte
  • concurrentie

Voorbeeld: predatie

Meer prooi betekent meer nakomelingen bij de predator, dus meer prooi opgegeten; meer kans op parasieten die verspreid worden onder de organismen; meer concurrentie om voedsel. Het aantal neemt af.

Slide 11 - Slide

Dichtheidsonafhankelijk factoren
  • Vaak door klimaat veroorzaakt, bijvoorbeeld:
- een droge hete zomer 
- juist gematigd weer met regelmatig neerslag
- hevige sneeuwval of lange vorstperiode
- bosbrand

  • Gevolg: sterke terugval in populatiedichtheid

Slide 12 - Slide

Populatiegrootte
Vier factoren beïnvloeden de populatiegrootte:
  • geboortecijfer: het aantal geboortes per 1000 individuen in een jaar
  • sterftecijfer: het aantal overleden individuen per 1000 individuen in een jaar
  • immigratie: toename door komst van organismen
  • emigratie: afname door vertrek van organismen

Slide 13 - Slide

Dynamiek van een populatie
Inheems --> komt van nature in een gebied voor
Uitheems --> komt van nature niet in een gebied voor
Exoten --> door menselijk handelen in een gebied gekomen waar ze van oorsprong niet thuishoren.

Slide 14 - Slide

Bepalen populatiegrootte
De grootte van een populatie wordt weergegeven als populatiedichtheid (= het gemiddelde aantal individuen per oppervlakte-eenheid of volume-eenheid)

Manieren om de populatiegrootte te bepalen:
  • kwadrantmethode
  • merken en terugvangen

Slide 15 - Slide

Kwadrantmethode

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Exoten
Als individuen van andere soorten door mensen meegenomen worden en ingevoerd worden, worden dat exoten genoemd. Door ontbreken van vijanden kunnen die de populatiedichtheid van oorspronkelijke soorten beïnvloeden.

Slide 18 - Slide

Groeicurves

Slide 19 - Slide

Draagkracht

Slide 20 - Slide

Draagkracht

Slide 21 - Slide

Enkele controle-vragen

Slide 22 - Slide

het langdurig samenleven van organismen van verschillende soorten
bij een plaag
invloeden uit de levenloze natuur
De maximale populatiegrootte in een ecosysteem
Die invloed die het meest afwijkt van de ideale omstandigheid
Samenlevingsvorm waarbij allebei de soorten voordeel hebben
Het vermogen om schommelingen in abiotische factoren te verdragen
Draagkracht
Tolerantie
Beperkende factor
J-curve
Symbiose
Mutualisme
 Abiotische factor

Slide 23 - Drag question

Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn

Slide 24 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 25 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 26 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 27 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 28 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 29 - Quiz

Hoe groot is de draagkracht voor schapen?
A
1500 schapen
B
15 000 schapen
C
150 000 schapen
D
1 500 000 schapen

Slide 30 - Quiz

waardoor leidt overschrijding van draagkracht meestal tot een lagere draagkracht?
A
de dieren zijn dood
B
voedselbronnen zijn uitgeput
C
het systeem schiet door

Slide 31 - Quiz

welke competitie vindt alleen plaats tussen soortgenoten? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
territorium
B
voortplantingspartner
C
voedsel
D
symbiose

Slide 32 - Quiz

Welk van de volgende factoren is dichtheidsonafhankelijk?
A
Predatie
B
Voedselconcurrentie
C
Ziekte
D
Overstroming

Slide 33 - Quiz

Als een soort 100 nakomelingen krijgt per individu, zal er dan meer, minder of evenveel sterfte zijn dan bij een soort die er 5 krijgt per individu?
A
Meer
B
Minder
C
Evenveel

Slide 34 - Quiz

Een ecoloog wil het aantal konijnen in een bepaald afgeschermd natuurgebied gaan bepalen. Hiervoor gebruikt hij de methode van vangen, merken en terugvangen.
Bij de eerste vangst vangt de ecoloog in totaal 44 konijnen, die vervolgens een ring om de poten krijgen. Deze konijnen worden weer losgelaten. Een week later vangt hij opnieuw konijnen. Dit keer 34 stuks, waarvan er 4 een ring om de poten hebben.

Bereken de grootte van de konijnenpopulatie.

Slide 35 - Open question

Op www.biologiepagina.nl nog meer oefenopgaven wanneer dat nodig is...

Slide 36 - Slide