Creatieve vaardigheden en groepsdynamica

 Groepsdynamica
RET
Rationeel Emotieve Training
1 / 13
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

 Groepsdynamica
RET
Rationeel Emotieve Training

Slide 1 - Slide

RET
• Iedereen heeft gedachten, gevoelens en gedrag.
• Soms reageren we heftig of negatief omdat we iets op een bepaalde (irrationele) manier denken.
• RET helpt ons om onze gedachten te onderzoeken en te veranderen.

Slide 2 - Slide

Rationele gedachten
Zijn logisch, realistisch en helpend.
Ze zijn gebaseerd op feiten en redelijk denken.
Ze helpen je om goed om te gaan met situaties en je beter te voelen.

Voorbeelden van rationele gedachten:
Ik vind het spannend om te presenteren, maar ik heb me goed voorbereid.”
"Het is niet erg als ik een fout maak, iedereen maakt wel eens fouten.”
"Niet iedereen hoeft mij leuk te vinden, en dat is oké.”

Slide 3 - Slide

Verschil 
                                      Wat is het verschil?
Rationeel denken                                  Irrationeel denken
Realistisch en helpend                      Overdreven en negatief
Gebaseerd op feiten                            Gebaseerd op angst of emotie
Zorgt voor rust                                        Zorgt voor stress of paniek

Slide 4 - Slide

Irrationele gedachten
Zijn onlogisch, overdreven of negatief.
Ze zijn vaak gebaseerd op angst, onzekerheid of zwart-wit denken.
Ze zorgen vaak voor stress, onzekerheid of verdriet.

Voorbeelden van irrationele gedachten:
“Als ik een fout maak, faal ik compleet.”
“Iedereen moet mij aardig vinden, anders ben ik niks waard.”
“Ik mag geen angst voelen, anders ben ik zwak.”

Slide 5 - Slide

RET voorbeeld
Stel: Je maakt een foutje bij een cliënt en denkt meteen: “Ik ben waardeloos.”
RET zegt: Die gedachte veroorzaakt jouw rotgevoel, niet de fout zelf. Kun je ook iets anders denken?

Slide 6 - Slide

RET ABC-model
• A = Activating event (Gebeurtenis)
• B = Belief (Gedachte/overtuiging)
• C = Consequence (Gevoel/gedrag)

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
A(Gebeurtenis): Je cliënt moppert dat je niet op tijd bent.
B(Gedachte): “Ik ben niet goed genoeg voor dit werk.”
C(Gevoel/gedrag): Je voelt je onzeker, trekt je terug, gaat twijfelen.


Slide 8 - Slide

Wat zou je kunnen denken en wat is het gevolg daarvan?

Slide 9 - Open question

Schema RET
A Gebeurtenis
 Wat gebeurde er? Wie zei of deed wat?
B Gedachte
 Wat dacht je op dat moment?
C Gevoel / gedrag Hoe voelde je je? Wat deed je?
D Daag de gedachte uit Is dit echt waar? Kan ik dit bewijzen? Wat zou ik tegen een vriend zeggen?
E Effectieve gedachte Wat kan ik anders denken dat realistischer is?
Nieuwe C Nieuw gevoel / gedrag Wat kan ik anders denken dat realistischer is?







Slide 10 - Slide

Opdracht
Situatie:
Denk aan een moment (stage of privé) waarop je je rot voelde door iets wat iemand zei of deed.
Laat het schema je helpen je gedachten om te zetten

Slide 11 - Slide

Kwaliteiten versus Valkuilen
Een kwaliteit is iets waar je goed in bent of wat je als persoon positief maakt.
Voorbeeld: Je bent zorgzaam, behulpzaam, geduldig, precies, enz.

Een valkuil is wanneer je een kwaliteit te veel gebruikt, waardoor het negatief wordt.
Voorbeeld: Als je zorgzaam bent, kun je ook te veel voor anderen gaan zorgen en jezelf vergeten.

Slide 12 - Slide

Opdracht:
Kwaliteiten en valkuilen

Slide 13 - Slide