(oefen)examen A Zelfredzaamheid les 2 2022

BPV periode 2 week 2
Hoe waren de eerste twee stagedagen?
1 / 49
next
Slide 1: Slide
Module 2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

BPV periode 2 week 2
Hoe waren de eerste twee stagedagen?

Slide 1 - Slide

Wat doen we vandaag?

  • VOG en stagegegevens 
  • Herhalen lesstof 
  • Werken aan opdrachten V1 en V2

Slide 2 - Slide

VOG en contactgegevens
VOG laten zien

Contactgegevens van je stageschool


Slide 3 - Slide

Presentatie stageschool
Je maakt een presentatie met alleen afbeeldingen.
De afbeeldingen passen bij de tekst die je erbij wilt vertellen.
Afbeeldingen kunnen ook foto’s zijn van bijvoorbeeld het gebouw, werkjes van kinderen.
Ook kunnen ze een gevoel of waardering van iets uitbeelden.
op de volgende dia nogmaals de punten waarover je gaat presenteren.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Zelfredzaamheid


Zelfredzaamheid is het vermogen om voor jezelf te kunnen zorgen. Jezelf te redden zonder hulp van anderen. De ontwikkeling van zelfredzaamheid verschilt per kind. Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo.




Slide 6 - Slide

Heb je opdracht V1 kunnen maken?
Zeker!
Opdracht??

Slide 7 - Poll

Opdracht V1 zelfredzaamheid:
Ga op zoek naar bronnen die je meer informatie geven over zelfredzaamheid. Raadpleeg ten minste drie verschillende bronnen. Omschrijf vervolgens de betekenis van het woord zelfredzaamheid in eigen woorden en leg de term uit in relatie tot het onderwijs.

Denk vervolgens terug aan jouw eigen basisschoolperiode. Op welke manier werd er door de leerkracht ingezet op het stimuleren van jouw zelfredzaamheid? Noteer 5 voorbeelden in jouw verslag. 

Slide 8 - Slide

V1 bekijken
Ga in twee of drietallen bij elkaar zitten en bekijk elkaars uitwerking van V1.

Geef tips en pas die tips toe in je eigen document.
Laat je stagebegeleider het verslag lezen.
Daarna kun je hem inleveren op It's Learning

Slide 9 - Slide

Les 2: Planmatig werken

Aan het eind van deze les:
  • weet je wat executieve functies zijn;
  • weet je wat planmatig werken is;

Slide 10 - Slide

Oefenopdracht A
Pak je oefenopdracht erbij.
Lees inleiding  V2 door 
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Wat is opdracht V2 in je eigen woorden?

Slide 12 - Open question

Waar denk je aan bij planmatig werken?

Slide 13 - Open question

Planmatig werken

Planmatig werken is 1 van de 11 executieve functies. Planmatig werken heeft te maken met het plannen van werk en dus ook het prioriteren van werk. 

Slide 14 - Slide

Denk aan:
  • werken met een weektaak
  • zelf opruimen volgens een stappenplan
  • zelf problemen oplossen
  • zelfstandig werken
  • zelfstandig nakijken
  • eigen materialen verzorgen
  • (huis)werk organiseren
  • werken met stappenplannen van taal/spelling/rekenen
  • tijdsplanning
  • Beertjesmethode van Meichenbaum
  • etc.

Kijk goed waar kinderen in de klas op vastlopen en bespreek dit met je stagebegeleider.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Er zijn 11 executieve functies:
  • Plannen
  • Timemanagement
  • Werkgeheugen
  • Organisatie
  • Metacognitie
  • Responsinhibitie
  • Emotieregulatie
  • Volgehouden aandacht
  • Taakinitiatie 
  • Doelgericht gedrag
  • Flexibiliteit

Slide 18 - Slide

Plannen
  • Een plan maken en kunnen beslissen wat het belangrijkst is. 
  • Bedenken wat je nodig hebt voor je werk en dat verzamelen voor je begint.


Slide 19 - Slide

Timemanagement
  • Tijd inschatten, kunnen verdelen en deadlines halen.
  • Je goed bewust worden en leren omgaan met tijd


Slide 20 - Slide

Werkgeheugen
  • Informatie in je geheugen houden bij het uitvoeren van moeilijke taken.
  • Bewust zijn van hoe je geheugen werkt.


Slide 21 - Slide

Organisatie
  • Informatie en materialen kunnen ordenen.
  • Weten waar alles staat (opgeslagen) en goed kunnen opruimen.

Slide 22 - Slide

Metacognitie
  • Een stapje terug doen om je jezelf en de situatie te overzien.
  • Kennis over de eigen kennis.

Slide 23 - Slide

Responsinhibitie
  • Goed nadenken voordat je iets doet of zegt.
  • Je goed kunnen inhouden of stoppen wanneer nodig.

Slide 24 - Slide

Emotieregulatie
  • Emotie en gedrag kunnen controleren.
  • Leren omgaan met tegenslagen of teleurstellingen.
  • Rustig kunnen blijven.

Slide 25 - Slide

Volgehouden aandacht
  • Aandachtig blijven.
  • Afleiding negeren.
  • Langere concentratie kunnen afdwingen bij jezelf.

Slide 26 - Slide

Taakinitiatie
  • Op tijd en efficiënt aan een taak beginnen.
  • Een juiste werkplek kunnen vinden / creëren. 

Slide 27 - Slide

Doelgericht gedrag
  • Je eigen doelen kunnen bepalen.
  • Je eigen doelen kunnen behalen.
  • Doorzetten.

Slide 28 - Slide

Flexibiliteit
  • Flexibel omgaan met veranderingen of tegenslag. 
  • Tegen iets onverwachts kunnen en niet in paniek raken bij iets onverwachts.

Slide 29 - Slide

Kun je executieve
functies trainen?
A
JA
B
NEE
C
Een paar
D
1 soort!

Slide 30 - Quiz

Waar zijn executieve
functies belangrijk voor?

Slide 31 - Mind map

Opdracht V2:
Ga op zoek naar bronnen die je meer informatie geven over executieve functies en planmatig werken. Raadpleeg ten minste twee verschillende bronnen. Beschrijf de twee termen in eigen woorden.

Bedenk vervolgens drie situaties waarbij je de vaardigheid 'planmatig werken' zelf nodig hebt gehad. Denk bijvoorbeeld aan situaties waarin je te maken kreeg met planning, organisatie of aanpassing. 

Slide 32 - Slide

Invullen planningsformulier

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Opdracht 2: Observeren
- Observeer gedurende 15 minuten in/buiten de klas de zelfredzaamheid ten aanzien van zelfzorg
- Beschrijf welke mogelijkheden je ziet tot het stimuleren van de zelfredzaamheid
- Bespreek met je stagebegeleider welke begeleiding, instructie, beroepsvaardigheden en voorbeeldgedrag er nodig zijn om hiertoe te kunnen stimuleren
- Je maakt aantekeningen van je bevindingen.

Dit verwerk je allemaal in één verslag 

Slide 35 - Slide

Observeren

Theorie observeren ( boek opvoeding en ontwikkeling, paragraaf 8.2. en 8.2.)

Waarnemen doe je altijd en overal, observeren doe je op bepaalde momenten (bewust) en met een gericht doel. Je wilt een specifieke vraag beantwoorden.

Tijdens het observeren is het belangrijk om al het gedrag op te schrijven, ook dingen die je in eerste instantie niet belangrijk lijken.
 





Slide 36 - Slide

Waarom is dit belangrijk om te weten, als je denkt aan je examenopdracht?

Slide 37 - Open question

Observeren
Feiten opschrijven:
Je schrijft nauwkeurig op wat je ziet- je wilt het gedrag begrijpen en dus schrijf je precies op wat iemand doet. Dus als bijvoorbeeld een kind opstaat en naar de meester toeloopt, schrijf je dat ook zo op.

Een observatie is pas goed als hij objectief is. Objectief: dat je daadwerkelijk opschrijft wat je ziet (gebeuren). Dat wat daadwerkelijk gebeurt noem je een feit. Iemand anders kan dezelfde feiten zien.

Zorg dat je observatie niet subjectief is: subjectief zijn meningen of gedachten.
 


Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Noem een voorbeeld van objectief
(een feit)

Slide 41 - Open question

Noem een voorbeeld van subjectief
(mening of gedachte)

Slide 42 - Open question

Dagboekmethode
Jullie gaan ook observeren op je stage volgens de

Dagboekmethode

Deze methode hangt tussen observatie en vragenlijst in. Hier houden mensen een dagboek bij waarin zij gedrag gedurende een bepaalde periode noteren. Door de dagboekmethode te gebruiken kom je achter het gedrag van de leerling. Jullie gaan observeren met als doel erachter te komen wat die leerling al kan op het gebied van zelfredzaamheid in de zelfzorg.





Slide 43 - Slide

Les 3: Toepassen

Aan het eind van deze les:
  • Weet je hoe je praktische ondersteuning kunt bieden aan een leerling/leerlingen ten aanzien van de zelfredzaamheid. 

Slide 44 - Slide

Planningsformulier 

Slide 45 - Slide

Ik weet wat zelfredzaamheid inhoudt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Ik weet wat autonomie is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll

Her heb ik nog vragen over / hulp bij nodig / wil ik nog meer over te weten komen:

Slide 48 - Open question

Slide 49 - Slide