Grammar 1a+b CHAPTER 1 2TB

Grammar 1a & 1b ch. 1
p. 52 & 53 past simple regular & irregular verbs

- Wat is de past simple?
- Wanneer gebruik je de past simple?
- Hoe vorm je de past simple?
  • Irregular
  • Regular 
- Hoe kan ik deze grammatica oefenen?




1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammar 1a & 1b ch. 1
p. 52 & 53 past simple regular & irregular verbs

- Wat is de past simple?
- Wanneer gebruik je de past simple?
- Hoe vorm je de past simple?
  • Irregular
  • Regular 
- Hoe kan ik deze grammatica oefenen?




Slide 1 - Slide

Wat is de past simple?
Met de past simple wordt de verleden tijd aangeduid. 

Slide 2 - Slide

Wanneer gebruik je de past simple?


You use the past simple  if you want to talk about actions or events that happened at a certain time in the past. The action or event is finished. There is no connection with the present.

Lang verhaal kort:
Je gebruikt de past simple als je over het verleden wilt praten. De actie/gebeurtenis MOET afgelopen zijn. 

Slide 3 - Slide

Hoe vorm je de past simple? 1
Bij regelmatige werkwoorden vorm je de past simple door -ed achter de stam van het werkwoord te zetten. 
Als een werkwoord al op e eindigt, zet je er vanzelfsprekend alleen een -d achter.


De past simple wordt vaak gebruik als je een van deze woorden ziet:
LADY  - Last - Ago - Dates (in the past) - Yesterday





Slide 4 - Slide

Hoe vorm je de past simple? 2
Bij onregelmatige werkwoorden gebruik je een andere vorm voor de verleden tijd. Deze vorm dien je uit je hoofd te leren.
De onregelmatige werkwoorden staan op bladzijde 215 (en verder) van je boek. 

Leer  voor het SO sowieso de woorden van blz. 215! Gebruik voor de past simple altijd het 2e rijtje van de werkwoorden
to be - was/were - been

Slide 5 - Slide

Voorbeelden
Voorbeelden regelmatig
walk - walked  -> I walked across the street last Friday.
race - raced -> They raced each other to the beach.
look - looked -> We looked cool in our sunglasses.
wait - waited ->  We waited for a long time.


Slide 6 - Slide

Voorbeelden
Voorbeelden onregelmatig
to go - went- gone -> We went on holiday together.
to buy - bought - bought -> She bought a new suitcase.
to be - was/were  - been- > The trip was amazing. 

Zie blz. 215

Slide 7 - Slide

Hoe kun je oefenen?
- Maak de opdrachten uit je boek
- Maak de extra opdrachten op Stepping Stones Online (staan voor je open ;)
- Bekijk online filmpjes over de 'past simple' 
- Bekijk de filmpjes over de grammatica op Stepping Stones Online.
- Leer samen met je klasgenootjes




Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Mail of app me als je een vraag hebt!

Slide 10 - Slide