31 05 2021 form. H6 spelling

TV1A
Welkom 

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

TV1A
Welkom 

Slide 1 - Slide

Programma
Spelling
Oefenen met lastige verwijswoorden




Slide 2 - Slide

Na deze les weet je...
.... wanneer je een komma, dubbele punt en aanhalingstekens moet gebruiken en

weet je weer wat de directe rede en de indirecte rede is.




Slide 3 - Slide

Huiswerk
  • Spelling Hst 5: theorie lezen en opdracht 1,2, 3 en 5 maken, zie Nieuw Nederlands Online bij de planning
  • Lastige verwijswoorden opnieuw maken (zie planning)
  • Lezen in je leesboek t/m pag. 75

Slide 4 - Slide

Bijv. naamwoord
  1.  impuls 
  2. contact
  3. gratie
  4. misdaad
  5. mysterie
  6. principe

Slide 5 - Slide

Bijv. naamwoord / oplossing
  1.  impuls => impulsief gedrag
  2. contact => contactuele eigenschappen
  3. gratie => gracieuze houding
  4. misdaad => misdadige activiteiten
  5. mysterie => mysterieus verhaal
  6. principe => principiële houding

Slide 6 - Slide

Welk verwijswoord? 

  • De film .... je vertelde, heb ik zelf ook gezien.

  • De vriend ...... ik geld had geleend, wil het nu terug. 
  • Alles  ...... ik bestel bij Zalando is voor jou.
  • Geef je die oorbellen aan hen/hun? 


Slide 7 - Slide

Instructie spelling

Slide 8 - Slide

Wie weet het nog?

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 9 - Slide

Komma om zin beter leesbaar te maken 
  • tussen twee persoonsvormen
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
  • tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin (Doe jij dat even, Ellen?)
  • vóór de woorden maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat en zodra

Slide 10 - Slide

Bedenk een zin met komma...
  • tussen twee persoonsvormen



Slide 11 - Slide

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 12 - Slide

Bij een aankondiging, b.v.:
  • een opsomming: Rianne spreekt 
vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
  • een toelichting: We eten elke dag twee stuks fruit: dat is gezond.
  • een citaat: Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel even in de vaatwasser.'

Slide 13 - Slide

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Slide 14 - Slide

Directe en indir. rede
  • Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) => aanhalingstekens
  • Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel weg.'
  • Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op => GEEN aanhalingstekens
  • Vader zei dat hij de vuile borden wel zou wegzetten.
  • Vader zei / riep / vertelde / meldde / beloofde /..... dat hij zou afwassen. 

Slide 15 - Slide

Directe rede
  • Om dat wat iemand zegt, zet je aanhalingstekens. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
  • Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'

  • Begint de zin met wat er gezegd wordt? Dan geen dubbele punt, maar een komma:
  • 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



Slide 16 - Slide

'Volgende week gaat de school weer open', zei meneer Kwaaitaal.
Wat is dit? 
a. Directe rede 
b. Indirecte rede 

Slide 17 - Slide

Hij zei: Ik ben erg ziek geworden.
a. Geen aanhalingstekens, dat is goed 
b. Hier moeten aanhalingstekens staan, dit is niet goed 

Slide 18 - Slide

Hij vertelde dat hij erg ziek geworden was.
a. Dit is de indirecte rede 
b. Dit is de directe rede 

Slide 19 - Slide

Zet deze zin in de indirecte rede: 

Doortje zei: "Ik kom naar huis." 

Slide 20 - Slide

Welke vragen heb je nog over de leestekens en (in)directe rede? 

Slide 21 - Slide

Huiswerk maken (in Teams)
Maken: Hst. 6 spelling  Opdr. 1, 2, 3 via Nieuw Ned Online, zie planning. Ook maken: opdr. 2 van Hst 1, spelling Lezen: in je leesboek t/m pag. 100



Slide 22 - Slide

Plaats hoofdletters en leestekens
ik vond het eurovisiesongfestival in ahoy leuk want er waren veel gave liedjes

Slide 23 - Slide

Wat heb je goed onthouden van deze les? 


schrijf je antwoord in de chat

Slide 24 - Slide