7.3 en 7.4 formatieve toets (zwaartekracht en veerkracht)

formatieve toets 7.3 en 7.4 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

formatieve toets 7.3 en 7.4 

Slide 1 - Slide

Met welk meetinstrument kun je de massa meten?
A
meetlint
B
kilogram
C
balans
D
gewicht

Slide 2 - Quiz

Krachten kun je tekenen als een pijl.
Wat geeft de lengte van de pijl aan?
A
de richting waarin de kracht werkt
B
de grootte van de kracht
C
de plek waar de kracht aangrijpt
D
de dikte van de kracht

Slide 3 - Quiz

Met welk figuur kun je een kracht tekenen
A
pijl
B
rondje
C
spiraal
D
vierkantje

Slide 4 - Quiz

Wat heb je niet nodig om een kracht te tekenen?
A
Een schaal
B
Een richting
C
Een aangrijpingspunt
D
Een assenstelsel

Slide 5 - Quiz

Krachten kan je meten met een
A
weegschaal
B
veerunster
C
thermometer

Slide 6 - Quiz

Wat is de eenheid en het symbool van de grootheid kracht
A
symbool : F eenheid : Newton
B
symbool : N Eenheid : Kilogram
C
symbool : F Eenheid : Meter
D
symbool : N eenheid : Newton

Slide 7 - Quiz

Meetinstrument
Grootheid
Eenheid
liniaal
temperatuur
decibel
tijd
meter per seconde
maatbeker
vierkante centimeter
hoek
graden celcius
thermometer
geluidssterkte
decibelmeter
stopwatch
seconden
afstand
centimeter
snelheid
lasergun
volume
deciliter
geodriehoek
graden
oppervlak
liniaal

Slide 8 - Drag question

De massa van de steen is 250 g. De krachtenschaal is 1 cm ≡ 1 N. Hoe groot is de pijl die je zou moeten tekenen?
A
2,5 cm
B
0,25 cm
C
25 cm
D
0,025 cm

Slide 9 - Quiz

De punt op de steen is het aangrijpingspunt. Welke kant zou de pijl op getekend moeten worden om de zwaartekracht aan te geven.
A
naar boven
B
naar rechts
C
naar beneden
D
naar links

Slide 10 - Quiz

Bereken in de situatie hiernaast de nettokracht.
Fnetto =

Slide 11 - Open question

De richting van de nettokracht is naar
A
links
B
rechts
C
boven
D
beneden

Slide 12 - Quiz

Hans en Thomas duwen allebei in tegengestelde richting tegen een kast. Hans oefent een kracht van 400 N naar links uit. Thomas duwt met een kracht van 175 N naar rechts. Hoe groot is de resultante (nettokracht) en in welke richting werkt die?
A
F =575 N naar rechts
B
F =225 N naar rechts
C
F =575 N naar links
D
F =225 N naar links

Slide 13 - Quiz

Wat rekt er lineair uit?
A
Een rubberen elastiek
B
Een touw van vlas
C
Een metalen veer
D
Een nylon vislijn

Slide 14 - Quiz

Een veer is 12 cm lang. Door een massa van 300 gram wordt hij 30 cm lang. Wat is de veerconstante van de veer? Noteer je berekeningen en eenheden.

Slide 15 - Open question

Reken om (1 decimaal)
250 N = .... kg

Slide 16 - Open question

Reken om (1 decimaal)
... N = 0,95 kg

Slide 17 - Open question

Reken om (1 decimaal)
.... N = 2630 g

Slide 18 - Open question

Reken om (2 decimalen)
3,875 N = .... kg

Slide 19 - Open question

Hoe groot is de zwaartekracht op een fiets van
11,2 kg?

A
0,88 N
B
109,9 N
C
10,99 N
D
1,14 N

Slide 20 - Quiz

Op de maan bedraagt de zwaartekracht op 1 kg 1,6 N.
Neil Armstrong had een massa van 70,5 kg toen hij een voet op de maan zette.
Bereken de totale zwaartekracht die hij ondervond op de maan.

Slide 21 - Open question

Op de planeet Mercurius ondervind een zak aardappelen van 15 kg een zwaartekracht van
55,5 N. Bereken de gravitatieversnelling?

Slide 22 - Open question

Een auto ondervind een zwaartekracht van 7500 N. Bereken de massa van deze auto.

Slide 23 - Open question

Hoe groter de veerconstante van een spiraalveer is, des te minder kracht het kost om deze veer uit te rekken.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Een spiraalveer heeft in de ongespannen toestand een lengte van 12 cm. Hoe groot is de uitrekking als de nieuwe lengte 15 cm is?

Slide 25 - Open question

Een spiraalveer rekt 4,5 cm uit als er een trekkracht van 2 N op werkt. Bereken de veerconstante van de veer.

Slide 26 - Open question

Een uitgerekte spiraalveer heeft een lengte van 9 cm. Bereken de lengte in ongespannen toestand als de uitrekking 2 cm is.

Slide 27 - Open question

Een spiraalveer met een veerconstante van 0,5 N/cm wordt 2,5 cm uitgerekt. Bereken de kracht die hiervoor nodig is.

Slide 28 - Open question

Een spiraalveer heeft een lengte van 6,0 cm in ongespannen toestand. De veerconstante van de veer bedraagt 0,35 N/cm. Bereken de lengte van de veer als deze met een kracht van
1,2 N wordt uitgerekt.

Slide 29 - Open question

Een spiraalveer heeft een veerconstante van 0,23 N/cm. Als hij niet gespannen is heeft hij een lengte van 20,0 cm. Bereken hoeveel kracht er nodig is om de veer 25,0 cm lang te maken.

Slide 30 - Open question

Veer A heeft een veerconstante van 500 N/m. Veer B heeft een veerconstante van 40 N/cm.
Leg uit welke veer het slapst is.
Dus met berekening en de juiste eenheden

Slide 31 - Open question

Einde!

Slide 32 - Slide