Herhalen woordsoorten, nakijken 8, 9 en 12, vwo uitleg hoofd- en bijzinnen, havo huiswerk

Woordsoorten H4
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woordsoorten H4

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Je herkent de volgende woordsoorten en kunt deze benoemen:

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- ww: hww, zww en kww

- vz

- voornaamwoorden: pers. vnw., bez. vnw., wknd. vnw., wkg. vnw., vr. vnw., aanw. vnw., betr. vnw., onbep. vnw.

- telwoorden: hoofdtelwoord en rangtelwoord (bepaald en onbepaald)

- voegwoord (vwo: onderschikkend en nevenschikkend)


vwo:

- benoemen van hoofd- en bijzinnen (onder en nevenschikking)



Slide 2 - Slide

Nakijken opdr. 8 (blz. 173)
  1. nieuwe, modern
  2. gratis
  3. verkeerde
  4. recente, juist

Slide 3 - Slide

Nakijken opdr. 9 (blz. 173)
  1. hoeveelste (onbep. rtw) | tiende (bep. rtw)
  2. een derde (bep. htw) = breuk
  3. wat (onbep. htw)| laatste (onbep. rtw)
  4. weinig (onbep. htw) | vijf (bep. htw)
  5. zoveelste (onbep. rtw) | wat = ?
  6. driehonderdtachtig (bep. htw) | weinig (onbep. htw)

Slide 4 - Slide

Nakijken opdr. 12 (blz. 175)
  1. zodat
  2. dat
  3. maar
  4. als
  5. want
  6. toen

Slide 5 - Slide

2 H:
Maken Gram. H5: 1


2V:
- Uitleg hoofd- en bijzinnen
- Maken Gram. H5: 6

Slide 6 - Slide

Ik ben moe en ik ga slapen.
Ik wil een koekje bakken, tenzij jij dat niet wilt.

Slide 7 - Slide

Ik ben moe (en) ik ga slapen.
Ik wil een koekje bakken, (tenzij)  jij dat niet wilt.

Slide 8 - Slide

Ik | ben |moe (en) ik |ga |slapen.
Ik |wil |een koekje |bakken, (tenzij)  jij |dat |niet| wilt.

Slide 9 - Slide

Uitleg hoofd- en bijzinnen

- Alleen bij samengestelde zinnen

Hoofdzin: de persoonsvorm staat op de 1e of 2e plaats in de zin

Bijzin: de persoonsvorm staat op een andere plaats in de zin


Hoofdzin + hoofdzin = gelijk = nevenschikking

Hoofdzin + bijzin = ongelijk = onderschikking

Bijzin + hoofdzin = ongelijk = onderschikking

Slide 10 - Slide

Ik | ben |moe (en) ik |ga |slapen.
Ik |wil |een koekje |bakken, (tenzij)  jij |dat |niet| wilt.

Slide 11 - Slide

Oefen hoofd- en bijzinnen

1 Het publiek begon te joelen, nadat de scheidsrechter de rode kaart liet zien.

2 Van onze trainer moeten we vroeg naar bed, want morgen spelen we een belangrijke wedstrijd.

3 Roberto wil heel graag surfen, maar hij vindt het nu te koud.

Slide 12 - Slide

Oefen hoofd- en bijzinnen

1 Het publiek begon te joelen, nadat de scheidsrechter de rode kaart liet zien.

2 Van onze trainer moeten we vroeg naar bed, want morgen spelen we een belangrijke wedstrijd.

3 Roberto wil heel graag surfen, maar hij vindt het nu te koud.

Slide 13 - Slide

Oefen hoofd- en bijzinnen

1 Het publiek |begon |te joelen, nadat de scheidsrechter |de rode kaart |liet | zien.

2 Van onze trainer moeten we vroeg naar bed, want morgen spelen we een belangrijke wedstrijd.

3 Roberto wil heel graag surfen, maar hij vindt het nu te koud.

Slide 14 - Slide

Oefen hoofd- en bijzinnen

1 Het publiek |begon |te joelen, nadat de scheidsrechter |de rode kaart |liet | zien. = hoofdzin + bijzin = onderschikking

2 Van onze trainer moeten we vroeg naar bed, want morgen spelen we een belangrijke wedstrijd.

3 Roberto wil heel graag surfen, maar hij vindt het nu te koud.

Slide 15 - Slide

2 H:
Maken Gram. H5: 1


2V:
- Uitleg hoofd- en bijzinnen
- Maken Gram. H5: 6

Slide 16 - Slide