Welcome to English class

Welcome to English class!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,4

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welcome to English class!

Slide 1 - Slide

Teacher: Ms Hofland
email: c.hofland@stichtinglvo.nl

age: 40
from: Budel
Family: Hans, Robyn (12) & Finn (11)
Dog: Sjonnie
Hobbies: cycling, fitness, cooking, reading, Netflix, Spanish

Slide 2 - Slide

Materials
  • book A
  • diary
  • pencil + pen
  • red pen
  • marker
  • device (sometimes)
  • Dictionary En-Ne + Ne-En

Slide 3 - Slide

PTA
  • toetsen per periode
  • weging
  • herkansbaar?
  • Op de site vanaf 1 oktober

Slide 4 - Slide

Planner
  • in Itslearning (later on)
  • homework --> weektask
  • will be checked on Monday

Slide 5 - Slide

Stepping stones online
  • link in itslearning
  • Book online
  • Lots of practice!

Slide 6 - Slide

Reading
  • readtheory
  • eindexamensite
  • to improve your reading skills
  • exam practice
  • ERIC -> everybody reads in class --> bring a book

Slide 7 - Slide

toetsen p1
  • week 7 schrijfvaardigheid (voor de herfstvakantie)
  • week 9 leesvaardigheid (na de herfstvakantie)
  • week 11 (toetsweek) Chapter 1 & 2

Slide 8 - Slide

Chapter 1 To the extreme

Slide 9 - Slide

Getting started page 28

Slide 10 - Slide

Modal verbs recap
Modal verbs zijn hulpwerkwoorden

Ze staan dus altijd samen met een ander ww in de zin

Ze veranderen niet van vorm

Slide 11 - Slide

should (zou moeten)
Should gebruik om advies te geven:

You should really go to bed earlier.
You shouldn't drink so much alcohol. 
You should eat more vegetables.

Slide 12 - Slide

Must or have to?
Must en have to betekenen allebei moeten

Must gebruik je als je zelf vindt dat iets moet:
I must lose some weight.
I must get a new haircut. 
I must book a hotel for my trip next week.

Slide 13 - Slide

Must or have to?
Have to gebruik je als je iets moet van iemand anders.

Dad said I have to be home by eleven.
We have to hand in the project next Wednesday.
Mike can't come because he has to work tomorrow.


Slide 14 - Slide

can/could or be able to
Can gebruik je als iets mogelijk of toegestaan is. Ook gebruik je can als iemand iets kan doen.

You can park your car here.
Demi can play the guitar.

Slide 15 - Slide

can/could or be able to
Could  is de verleden tijd van can . Je gebruikt het als iemand iets kon in het verleden.
You could see the whole city from the Eiffel Tower. 

Het is ook beleefder dan can:
Could you please tell me where I can find a supermarket?

Slide 16 - Slide

can/could or be able to
Can en could kun je dus alleen in de tegenwoordige of verleden tijd gebruiken. Als je in een andere tijd wil zeggen dat je iets kan moet je be able to gebruiken:

He won't be able to come to school next week. (future)
She has never been able to walk. (present perfect)

Slide 17 - Slide

Now do the exercises on page 28 +29
timer
10:00

Slide 18 - Slide