Modals (hulpwerkwoorden) theme 2

Modal Verbs 
(hulpwerkwoorden)

must, have to, should, can, could
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, havo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Modal Verbs 
(hulpwerkwoorden)

must, have to, should, can, could

Slide 1 - Slide

Should
Hoe ?
Should/should not + het hele werkwoord
Wanneer?
Als jij vindt dat iets (niet) zou moeten. 
Je geeft advies of je raad iets af.

Slide 2 - Slide

Voorbeelden
We should invite Kate to our birthday party.
You shouldn't go to bed so late.
He should eat less candy.

Slide 3 - Slide

Must
Hoe ?
must/must not + het hele werkwoord
Wanneer?
Als jij vindt dat iets (niet) moet.
Must is krachtiger dan should.

Slide 4 - Slide

Voorbeelden
You mustn't talk during his presentation.
They must wear a suit to the interview.

Slide 5 - Slide

Has to/have to
Hoe ?
has to/have to + hele werkwoord
Wanneer?
zekerheid, noodzaak of verplichting
wanneer iets moet van iemand anders / een regel of wet.

Slide 6 - Slide

Voorbeelden
This answer has to be correct (zekerheid)
The soup has to be stirred continiously to prevent burning.(noodzaak)
They have to wear a school uniform. (verplichting)
They have to be home at eight o'clock. (verplichting)

Slide 7 - Slide

Can / could
Wanneer?
Je gebruikt can of could vooraan een vraag als je vraagt of jij/iemand anders iets kan doen.

Could is de beleefde versie van Can!

Slide 8 - Slide

Voorbeelden
Can you call me back?
(Informeel, tegen vrienden)
Could you give me some money?
(Formele vraag, aan ouders)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

What did you learn today?

Slide 11 - Open question

What is still difficult for you?

Slide 12 - Open question