cours 10 11 10 V1A 2023

BONJOUR V1A
JE VOUS SOUHAITE LA BIENVENUE!!!!
1 / 31
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

BONJOUR V1A
JE VOUS SOUHAITE LA BIENVENUE!!!!

Slide 1 - Slide

Devoirs
- apprendre: vocabulaire E + F
- faire: 23, 24 a,b,c,d

Slide 2 - Slide

Programme
-révision voc e + f
- correction ex. 
- grammaire

Slide 3 - Slide

buts
- ik ken alle persoonlijke voornaamwoorden i/h Frans
- ik kan iets over mijn familie vertellen
- ik kan het werkwoord "avoir"gebruiken

Slide 4 - Slide

Wat is jouw telefoonnummer?

Slide 5 - Open question

En jij, hoe oud ben jij?

Slide 6 - Open question

Misschien, tot ziens en tot later

Slide 7 - Open question

ik 
jij
hij  / zij / men
wij
jullie / u
zij
zij 
vous
je
nous
ils
il / elle / on
tu
elles

Slide 8 - Drag question

Bron H (p.48)
Je
ik
Tu
jij
Il
hij
Elle
zij (ev)
On
wij /men
Nous
wij
Vous
jullie, u
Ils
zij (m mv)
Elles
zij (v mv)
Een naam kun je vervangen door il /elle

Slide 9 - Slide

Bron H p. 49
Het werkwoord AVOIR = hebben

Net als in het Nederlands moet je een 
werkwoord vervoegen.

Je zegt niet:

Ik hebben , maar ik heb


J' ai
ik heb
Tu as
jij hebt
Il a
hij heeft
Elle a
zij (ev) heeft
On a
wij/ we hebben /men heeft
Nous avons
wij hebben
Vous  avez
jullie hebben, u heeft
Ils ont
zij (m mv) hebben
Elles ont
zij (v mv) hebben

Slide 10 - Slide

Toevoeging
Een naam kun je vervangen door il / elle
Mark habite à Paris --> Il habite a Paris

Meer namen vervang je door ils/ elles.
Lisa et Joyce ont une tente --> Elles ont une tente

Slide 11 - Slide

Tip:
Hoe kan je namen vervangen?

Loes ... (heeft) un chat. Loes kan je vervangen door elle, dus er komt a te staan.

Hugo et Céline ... un chien. Hugo et Céline kan je vervangen door ils, dus er komt ont te staan. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

C et G
pages 54
phrases clés

Slide 14 - Slide

BLoc G
  • page 46
  • ex. 27 A, B, C
  • ex. 28
  • ex. 29

Slide 15 - Slide

heures de flex français

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Bron H (p.48)
Je
ik
Tu
jij
Il
hij
Elle
zij (ev)
On
wij /men
Nous
wij
Vous
jullie, u
Ils
zij (m mv)
Elles
zij (v mv)
Een naam kun je vervangen door il /elle

Slide 18 - Slide

Bron H p. 49
Het werkwoord AVOIR = hebben

Net als in het Nederlands moet je een 
werkwoord vervoegen.

Je zegt niet:

Ik hebben , maar ik heb


J' ai
ik heb
Tu as
jij hebt
Il a
hij heeft
Elle a
zij (ev) heeft
On a
wij/ we hebben /men heeft
Nous avons
wij hebben
Vous  avez
jullie hebben, u heeft
Ils ont
zij (m mv) hebben
Elles ont
zij (v mv) hebben

Slide 19 - Slide

Toevoeging
Een naam kun je vervangen door il / elle
Mark habite à Paris --> Il habite a Paris

Meer namen vervang je door ils/ elles.
Lisa et Joyce ont une tente --> Elles ont une tente

Slide 20 - Slide

Tip:
Hoe kan je namen vervangen?

Loes ... (heeft) un chat. Loes kan je vervangen door elle, dus er komt a te staan.

Hugo et Céline ... un chien. Hugo et Céline kan je vervangen door ils, dus er komt ont te staan. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Au travail
faire exercices:

  • 26 A,B
  • 31 D, E, F

Slide 23 - Slide

correction
26 A,B
31 D, E, F

Slide 24 - Slide

C et G
pages 54
phrases clés

Slide 25 - Slide

BLoc G
  • page 46
  • ex. 27 A, B, C
  • ex. 28
  • ex. 29

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

jeu du pendu
vocabulaire A t/m E

Slide 28 - Slide

heures de flex français

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide