Les 9 - The culture map

Les 9 - Internationaal I
The culture map
1 / 57
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 57 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 240 min

Items in this lesson

Les 9 - Internationaal I
The culture map

Slide 1 - Slide

Inhoud
- Herhalen 6D-theorie en F & G cultuur
- Herhalen examenuitleg
- The culture map
- Interculturele communicatie & samenwerking
- Evaluatie & vooruitblik

Slide 2 - Slide

Herhaling 
Geef antwoord op de vragen. Deze vragen gaan over cultuurshock en de theorie van Pinto over F- en G-culturen

Slide 3 - Slide

1. Wat is een kenmerk van een fijnmazige cultuur?
A
Individueel bepaalde grenzen
B
Losse gedragsregels
C
Schuldgevoel
D
De groepseer is belangrijk

Slide 4 - Quiz

2. Wat is een kenmerk van een grofmazige cultuur?
A
Als individu ken je je plaats in de groep
B
Assertiviteit is belangrijk
C
Weinig discussie mogelijk
D
Lijfstraffen zijn normaal

Slide 5 - Quiz

3. Wat is een kenmerk van fijnmazige cultuur?
A
Scheiding van mannen- & vrouwentaken
B
Directheid & eerlijkheid
C
Regels worden soepel gehanteerd
D
Persoonlijkheid is belangrijk

Slide 6 - Quiz

4. Wat is een kenmerk van een grofmazige cultuur?
A
Veel regels van bovenaf
B
Weinig sociale controle
C
Kortetermijnplanning
D
Tonen van emoties, maar er niet over praten

Slide 7 - Quiz

5. Wat is een cultuurshock?

Slide 8 - Open question

Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Honeymoon
Frustratie
Aanpassen
Acceptatie
Euforie
Heimwee
Vertrouwen
Comfortabel
Denken vanuit nieuwe cultuur
Open-minded
Moeilijkheden
Vakantiegevoel

Slide 9 - Drag question

Herhaling uitleg examen
We werken met het examen van Prove 2 Move.

Toetsvorm: Presentatie, maximaal 25 minuten

Examenopdracht: 
Presenteer zowel je onderzoek naar culturele verschillen als jouw bijdrage aan de interculturele samenwerking.

Slide 10 - Slide

Uitvoering
1. Kies een situatie waarin culturele verschillen een rol spelen.
2. Raadpleeg verschillende bronnen over jouw eigen cultuur en die van de ander(en) rondom de gekozen situatie.
3. Bespreek de verzamelde informatie met betrokkenen en stel de culturele verschillen vast.
4. Neem deel aan een activiteit waarbij je verbindend samenwerkt om interculturele verschillen te overbruggen.
5. Presenteer bovenstaande stappen.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

LET OP
Nog niet iedereen heeft het aanmeldformulier ingevuld.
DOE dit NU!

Niet ingevuld = 
geen examen aangevraagd = geen examen doen

Slide 13 - Slide

The culture map
- Geschreven door Erin Meyer


- Verschillende aspecten van cultuur worden beschreven

- Het maakt je bewust van culturele contexten
The culture map

Slide 14 - Slide

Acht schalen
1. Communicatie (low-context/ high-context)
2. Evaluatie (directe negatieve feedback/ indirecte negatieve feedback)
3. Overreding (principes eerst/ toepassingen eerst)
4. Leiderschap (egalitair/ hiërarchisch)
5. Besluitvorming (consensueel/ top-down)
6. Vertrouwen (taakgebaseerd/ relatiegebaseerd)
7. Onenigheid (confrontatie zoeken/ confrontatie mijden)
8. Planning (lineaire tijd/ flexibele tijd)

Slide 15 - Slide

Schaal 1: Communicatie
Low-context: zo letterlijk en expliciet mogelijk communiceren

High-context: tussen de regels door kunnen lezen. De ander zegt of schrijft het niet uitdrukkelijk maar je zou het er wel uit op moeten kunnen maken

Slide 16 - Slide

1

Slide 17 - Video

Schaal 2: Evaluatie
De evaluatieschaal laat zien hoe er negatieve feedback gegeven wordt in verschillende delen van de wereld. 
In alle culturen gelooft men in ‘opbouwende kritiek’. 
Alleen wat voor de een als ‘opbouwend’ bestempeld wordt, kan voor de ander ‘bot en gevoelloos’ zijn.
Waar een Chinese student leert dat hij nooit openlijk, waar anderen bij zijn, een medestudent moet bekritiseren, staat er juist in een Nederlands lesboek ‘Als je iemand feedback wilt geven, moet je dat doen op het juiste moment. Wacht niet drie weken met het geven van feedback op een voorval. De ander is het dan misschien al vergeten. Doe het snel. En doseer je feedback. Houd het bij dat ene punt.’ (Basisboek Sociaal Werk, pagina 479)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide

Erin Meyer laat door middel van een kwadrant zien hoe verschillende landen geplekt zijn op zowel de communicatie- als evaluatieschaal. Wat kun je zeggen over Nederland in dit kwadrant?

Slide 21 - Open question

Je wilt je vriendin overreden om volgend schooljaar het keuzedeel Internationaal I te volgen. Hoe doe jij dat? Wat zeg je tegen haar?

Slide 22 - Open question

Schaal 3: Overreding
In elke cultuur wordt er anders omgegaan met het overtuigen van de ander. Niet alleen de kracht van onze boodschap is belangrijk, ook welke argumenten je gebruikt en welke overredingstechniek je toepast.

 
Individuen aan de ‘principes eerst’-kant hebben geleerd om een ander te overtuigen door gebruik te maken van theorie; welke principes liggen eraan ten grondslag? Waarom is dat zo?
Een Canadees (toepassingen eerst) heeft geleerd een ander te overtuigen door gebruik te maken van de praktische kant: hoe kan ik dit toepassen in het dagelijks leven of in de praktijk? Zij willen graag praktische voorbeelden zien.

Slide 23 - Slide

Huiswerk doen?
Ik wil jullie overtuigen om je huiswerk te doen/ te maken.
Welke overredingskracht gebruik ik?

Slide 24 - Slide

Huiswerk maken, wat kan het toch lastig zijn om daarbij geconcentreerd te blijven en niet afgeleid te raken.
Ik geef je een tip: raak je afgeleid door je telefoon, leg het in een andere ruimte.
A
Principes eerst
B
Toepassingen eerst

Slide 25 - Quiz

Huiswerk bevordert de verwerking van informatie en helpt je om kritisch na te denken over waar je mee bezig bent
A
Principes eerst
B
Toepassingen eerst

Slide 26 - Quiz

En jij... waardoor laat jij je overtuigen?
Ik wil eerst het 'waarom' weten
Ik wil eerst het 'hoe' weten

Slide 27 - Poll

Schaal 4: Leiderschap

De centrale vraag bij schaal 4 is: Hoe ziet een goede baas eruit?

Egalitair?
Egalitair= alle individuen als gelijkwaardig zien (je moet niet denken dat je slimmer of belangrijker bent dan anderen)


Of...

Hiërarchisch?
Hiërarchie= iemand staat hoger (of juist lager in rangorde


Slide 28 - Slide

Zoek het woord 'unaniem' op en schrijf de betekenis hieronder op.

Slide 29 - Open question

Schaal 5: Besluitvorming

Consensus

Keuzes die gemaakt worden in groepen, worden meestal middels een unanieme besluitvormingsmethode gemaakt



Top-down

Keuzes die gemaakt worden in groepen, worden meestal door een individu gemaakt. Dat is meestal de baas/ manager die de keuze maakt

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Waar is meer/ langer discussie mogelijk? Bij een consensus gerichte cultuur (A) of een top-down gerichte cultuur (B)?
A
Een consensus-gerichte cultuur
B
Een top-down gerichte cultuur

Slide 32 - Quiz

1. Maak een lijst van vijf personen die jij vertrouwt.
2. Hoe komt het dat je hen vertrouwt, op hen kunt bouwen of dat je op ze terug kunt vallen?

Slide 33 - Open question

Lees goed het hoofdstuk over schaal 6 'Vertrouwen'.
Wat is affectief vertrouwen?

Slide 34 - Open question

Lees goed het hoofdstuk over schaal 6 'Vertrouwen'.
Wat is cognitief vertrouwen?

Slide 35 - Open question

Schaal 6: Vertrouwen
Culturen waarbij affectief vertrouwen verweven is met cognitief vertrouwen, worden relatiegebaseerde culturen genoemd.

Culturen waarbij het cognitieve vertrouwen duidelijk gescheiden wordt van affectief vertrouwen, worden taakgebaseerde culturen genoemd.

Slide 36 - Slide

Kijk nog eens naar je lijst met vijf personen die jij vertrouwt. Wat kun je nu zeggen over dat vertrouwen, kijkend naar schaal 6?

Slide 37 - Open question

Schaal 7: Onenigheid

Hebben openlijke meningsverschillen een negatieve invloed op een relatie?

Is het oké om het publiekelijk met elkaar oneens te zijn?

Confrontatie zoeken:
Het oneens zijn of discussiëren met elkaar is helpend en positief voor een team/ organisatie

Confrontatie mijden:
Openlijke confrontaties zijn ongepast en hebben een negatieve invloed op de groepsharmonie



Slide 38 - Slide

Is de cultuur waar jij je onderzoek op richt meer confrontatiezoekend of juist vermijdend?
Wat zijn de do's en don'ts voor die cultuur?

Slide 39 - Open question

Moeilijke woorden
Mono = één, alleen
Poly = veel
-chroon = voor het vormen van woorden die betrekking hebben op tijd

Denk maar aan het woord 'monotoon'. Wat betekent dat?
Of 'polygamie' (= huwelijk met meer dan 1 partner)

Slide 40 - Slide

Lees goed de informatie over schaal 8: planning. Welke onderstaande bewering klopt?
A
Polychrone culturen plaatsen taken op de eerste plek
B
Polychrone culturen hebben een lineaire tijdsopvatting.
C
Binnen monochrone culturen vinden individuen het geen probleem als er onderbrekingen zijn
D
Monochrone culturen zien tijd als iets concreets. Tijd= geld.

Slide 41 - Quiz

Opdracht 'The culture map'
Maak een 'culture map' voor de Nederlandse cultuur, de cultuur waar je je onderzoek op richt en eventueel nog 1 extra (als je bijvoorbeeld zelf multicultureel bent opgegroeid)

Slide 42 - Slide

Wat weet jij allemaal al over communicatie? Schrijf 1 minuut alles op wat in je opkomt.

Slide 43 - Open question

Interculturele communicatie
Verbaal= met woorden (gesproken of geschreven)
Non-verbaal= zonder woorden (dat wat je overbrengt met je lichaam)

Voorbeelden non-verbale communicatie:
- Aanraking
- Oogcontact
- Gezichtsuitdrukking
- Lichaamshouding
- Stemvolume
- Kledingstijl

Slide 44 - Slide

Verbale internationale communicatie
- Je hebt een voordeel als je zelf de taal spreekt :)
- Verplaats je in de luisteraar (als jij of de ander elkaars taal niet spreekt)
- Pas je boodschap aan; houd het kort en eenvoudig (KISS)
- Gebruik geen spreekwoorden/ gezegdes
Verbale internationale communicatie

Slide 45 - Slide

Non-verbale internationale communicatie
Gaat vooral over perceptie en interpretatie. Hoe interpreteer je de non-verbale communicatie van de ander? Welke betekenis geef jij eraan? Welke waarde koppel je aan het gedrag?

Specifieke voorbeelden:
1. Handgebaren
2. Aanraken
3. Afstand
Non-verbale internationale communicatie

Slide 46 - Slide

Video interculturele communicatie
Je gaat nu een video bekijken over interculturele communicatie. Tijdens het bekijken van de video, worden er vragen gesteld. Beantwoord deze vragen.

Slide 47 - Slide

04:53
Volgens Roue Verveer... (twee juiste antwoorden)
A
Hebben mannen behoefte aan high-context communicatie
B
Hebben mannen behoefte aan low-context communicatie
C
communiceren vrouwen op een high-context manier
D
communiceren vrouwen op een low-context manier

Slide 48 - Quiz

5

Slide 49 - Video

Interculturele samenwerking
= samenwerking tussen personen uit verschillende culturen.

Slide 50 - Slide

Welke aandachtspunten neem je mee in de omgang met andere culturen voor je toekomstig werk/stage?

Slide 51 - Open question

Evaluatie & vooruitblik
Geef feedback door gebruik te maken van upgraders (echt, absoluut, enorm) of downgraders (een beetje, nog niet helemaal, misschien)

Vooruitblik: volgende week 'interculturele communicatie en sensitiviteit'

Slide 52 - Slide

01:01
Hij zegt: kijk naar jezelf...
Wat denk je dat hij daarmee bedoelt?

Slide 53 - Open question

05:33
Wat is voor jou vertrouwd en normaal aan Nederland?

Slide 54 - Open question

09:19
De spreker heeft al twee zaken genoemd die kunnen helpen in een positieve interculturele communicatie. Welke twee zijn dat?

Slide 55 - Open question

11:44
Welke schaal van Erin Meyer kun je herkennen in het verhaal van de spreker?
A
Communicatie
B
Evaluatie
C
Overreding
D
Onenigheid

Slide 56 - Quiz

19:44
Je hebt nu de video bekeken. Wat is belangrijk om diversiteit in culturen te overbruggen?

Slide 57 - Open question