Thema 5 Erfelijkheid en evolutie B4 De evolutietheorie
Thema 5
Erfelijkheid en evolutie
B4
De evolutietheorie
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Thema 5
Erfelijkheid en evolutie
B4
De evolutietheorie
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Wat gaan we doen?
Intro
Leerdoelen B4 (1 min)
Uitleg B4: - Evolutie
- Variatie in genotypen - Natuurlijke selectie - Ontstaan van nieuwe soorten
Zelfstandig aan de slag met de opdrachten (15 min)
Afsluiter B4 (5 min)
Slide 3 - Tekstslide
Hebben plantencellen ook DNA?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quizvraag
Een allel is hetzelfde als een gen.
A
Ja, ze hebben beiden altijd dezelfde info.
B
Ja, ze liggen allebei op dezelfde plek en zijn dus gelijk.
C
Nee, ze liggen wel op dezelfde plek maar een gen is specifieker.
D
Nee, ze liggen wel op dezelfde plek maar een allel is specifieker.
Slide 5 - Quizvraag
Welke beschrijving hoort bij welk begrip?
Bevat informatie over één erfelijke eigenschap
Bestaat uit DNA en eiwitten
Is een variant van een gen
De stof die de code bevat over erfelijke eigenschappen
Chromosoom
Allel
DNA
Gen
Slide 6 - Sleepvraag
Bij een mutatie in welk type cellen zijn de gevolgen het grootst?
A
Bij een mutatie in bloedcellen.
B
Bij een mutatie in geslachtscellen.
C
Bij een mutatie in huidcellen.
Slide 7 - Quizvraag
Maak de dubbele streng van het DNA molecuul compleet
Slide 8 - Sleepvraag
Leerdoelen B4
5.4.1 Je kunt de evolutietheorie beschrijven
Er leven miljoenen soorten organismen op aarde. Deze vormen van leven kunnen er erg verschillend uitzien. Soorten kunnen ontstaan, veranderen en verdwijnen.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Evolutie
de ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
Charles Darwin heeft de evolutietheorie ontwikkeld. Hij gaat uit van een periode van miljoenen jaren, waarbij genotypen veranderen, de natuur zelf selecteert wie overleeft en dat er nieuwe soorten ontstaan.
Slide 11 - Tekstslide
Variatie in genotypen
De meeste planten en dieren planten zich geslachtelijk voort.
Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie ingenotypen. Ook door mutaties kan variatie in genotypen ontstaan.
Als nieuwe genotypen ontstaan, kan dat leiden tot nieuwe fenotypen.
Slide 12 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Sommige organismen krijgen veel nakomelingen, zoals vlinders of kikkers.
Niet alle vlinders en kikkers hebben een even grote overlevingskans.
Vlinders of kikkers met een zwakke gezondheid of met een afwijkende kleur worden eerder gevangen door roofdieren.
Deze vlinders en kikkers leven dan maar kort en hebben weinig kans om nakomelingen te krijgen.
De vlinders en kikkers die sterk en gezond zijn en een goede schutkleur hebben, hebben de grootste kans om in leven te blijven en nakomelingen te krijgen.
Slide 13 - Tekstslide
Nog een
voorbeeld...
Individuen met een bepaalde eigenschap (gelere slakken) hebben een grotere kans om te overleven (ze worden niet opgegeten door lijsters).
De individuen met deze eigenschap kunnen zich dus wel/vaker/meer voortplanten dan de individuen zonder deze eigenschap.
De nakomelingen krijgen in hun DNA deze eigenschap van hun ouders (geel zijn).
Uiteindelijk komen er dus meer individuen met die eigenschap.
Slide 14 - Tekstslide
Ontstaan van nieuwe soorten
Door:
verandering in leefomgeving (bijvoorbeeld klimaat)
isolatie (door bijvoorbeeld een rivier, berg, ijs, woestijn of een zee)
Een soort als geheel heeft een grotere overlevingskans als bij deze soort veel verschillende genotypen en fenotypen voorkomen. Altijd wel individuen die dan de juiste eigenschappen hebben...
Slide 15 - Tekstslide
Zelfstandig aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 7 (+8)
Kijk de opdrachten na met het antwoordboek of digitaal
Oefen de Flitskaarten en check de leerdoelen met deTest Jezelf
Klaar?
Lees de Samenhang en maak opdracht 9 als je eerder klaar bent...